34522 |
seksen |
gesekte (zelfst. gebr. volt. deelw.):
gǝsɛgdǝ (Q007p Eisden)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderie:
seͅldərii̯ (Q007p Eisden)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
24035 |
seminarie |
seminarie (<lat.):
seminarie (Q007p Eisden)
|
Het seminarie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28799 |
serge |
serge:
serge (Q007p Eisden)
|
Licht gekeperde wollen stof waarvan de inslag minder glad en minder dicht is dan de ketting en slechts weinig in het gezicht komt. Volgens de informant van Q 16 is sergette serge waarin zijde is verwerkt. [N 62, 75d; N 59, 201]
II-7
|
19778 |
sering |
lilas (fr.):
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
lilaas (Q007p Eisden),
meibloem:
-
meibloem (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
meibloem (Q007p Eisden)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
21256 |
servituut |
weggetje:
ə waigskə (Q007p Eisden)
|
Hoe heet een weg, die vanaf de straat toegang geeft tot een akker, die anders niet zou te bereiken zijn? [ZND 37 (1941)]
III-3-1
|
18681 |
sierlijke omslagdoek |
franjeldoek:
franjəldok (Q007p Eisden)
|
omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24242 |
sijs |
sijsje:
sieske (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
sijs [ZND 06 (1924)], [ZND m]
III-4-1
|
17752 |
sik |
bokkenbaardje:
bokkebèèrtje (Q007p Eisden),
sikje:
sikske (Q007p Eisden)
|
Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zi.kǝl (Q007p Eisden)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|