33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ǫmrāpǝ (Q007p Eisden)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
29065 |
sousbras |
zweetlap:
zwęjtlap (Q007p Eisden),
zweetlapje:
zwęjtlępkǝ (Q007p Eisden)
|
Schuingesneden zemen of gummi lapje, in de armsgaten van japonnen en mantels gedragen tegen het doorzweten in de oksels. [N 59, 132]
II-7
|
34576 |
spaak |
rullespeek:
rø̄lǝspęi̯k (Q007p Eisden),
smalle speek:
smāl spęi̯k (Q007p Eisden),
speek:
spęi̯k (Q007p Eisden),
speken:
špęi̯.kǝ (Q007p Eisden)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (Q007p Eisden)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
22757 |
spanne |
spanne:
span (Q007p Eisden)
|
Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)]
III-3-2
|
22003 |
speciale lokroepen |
allez, kom, allez, kom:
alez-kôôm - alez-kôôm (Q007p Eisden),
kom, kom, kom:
kôôm-kôôm-kôôm (Q007p Eisden)
|
Kent U speciale lokroepen? Hoe luiden die? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
17782 |
speeksel |
spij:
speij (Q007p Eisden)
|
speeksel [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
spijen:
spe.jə (Q007p Eisden)
|
(speeksel uit)spuwen [RND]
III-1-1
|
34114 |
speen van de koe |
deem:
dēm (Q007p Eisden),
dē̜m (Q007p Eisden),
dɛ̄m (Q007p Eisden)
|
[N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.]
I-11
|
20630 |
spek |
spek:
spɛk (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
spek [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|