e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tomaat tomaat: tomat (Eisden), tomatən (Eisden) [ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)] I-7
toot karrenstaart: karǝstart (Eisden), tompen: tumpǝ (Eisden) Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig ge√Ønterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr] I-13
torenhaan t hantje van dn taore?].: taorenhaan (Eisden, ... ) De haanvormige windwijzer boven op de torenspits [weerhaan, windhaan [N 96A (1989)] III-3-3
torenspits torenspits: taorespits (Eisden, ... ) De spits van de kerktoren; deze is meestal met leien bedekt. [N 96A (1989)] III-3-3
torenuurwerk kerkklok: kèrkklok (Eisden, ... ), torenklok: taoreklok (Eisden) Het uurwerk in de kerktoren, de torenklok [kerkklok, kerkuur?]. [N 96A (1989)] III-3-3
tornen losdoen: losdun (Eisden) De naad of steken losmaken en uithalen. [N 62, 22; A 4, 27b; L 20, 27b; Gi 1.IV, 20; MW; S 38] II-7
touwtjespringen koordjespringen: /  keurtje sprenge (Eisden), touwtjespringen: tuike sprenge (Eisden) koordje springen [SND (2006)] || Lievelingsspel 2. [SND (2006)] III-3-2
transportband, bandtransporteur riem: rēm (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Eisden]) Band zonder einde die tussen twee keerrollen en over een aantal draagrollen loopt. De band dient voor het transport van kolen of stenen en in sommige gevallen ook voor het vervoer van personen. Het woordtype "meco" van de respondenten uit L 417 en Q 3 duidt op de naam van de firma die de banden fabriceert (Defoin pag. 92). [N 95, 635; Vwo 89; Vwo 661; Vwo 788] II-5
trap trap: trap (Eisden, ... ) trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)] III-2-1
trapleuning leun: lø̜̄n (Eisden) Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.] II-9