e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitstallingstroon hemel boven de altaar: dn hiemel bove dn altaar (Eisden), dn hiemel boven dn altaar (Eisden) De troon, de ruimte of plek boven het tabernakel waar het Allerheiligste wordt uitgesteld. [N 96A (1989)] III-3-3
uitstekende delen van de trekschei aanspannertuppen: ānspęndǝrtøpǝ (Eisden) De delen van de trekschei waaraan de strengen bevestigd worden. [N 17, 25b; N G, 58c] I-13
uittrekkende schacht, uitstromingsschacht schacht twee: schacht twee (Eisden  [(Eisden)]   [Maurits]) De schacht waarlangs de verbruikte lucht het ondergronds gedeelte van de mijn verlaat. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata Intrekkende Schacht en Luchtstroom. De fonetische documentatie van het woord (schacht) vindt men in het lemma Schacht. [N 95, 206; monogr.] II-5
uitwijken uit de weg varen: ut ˲dǝ wē.x ˲vā.rǝ (Eisden) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
ursuline ursuline: Ursulin (Eisden) Een Ursulin [Ursulien]. [N 96D (1989)] III-3-3
vaalbonte koe vaal (bijvgl. nmw.): vāl (Eisden) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 131b] I-11
vaars dekbare vaars: dɛkbār vɛi̯s (Eisden) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vademen invamen: envē̜mǝ (Eisden) Een draad door het oog van een naald halen. In dit lemma zijn de objecten draad, garen, draad garen, vaam, vaam garen niet gedocumenteerd. [N 59, 68; N 62, 10; L 8, 29; L B1, 76; MW; monogr.] II-7
vader vader: vader (Eisden) vader; hij aardt naar zijn vader [ZND 19 (1936)] III-2-2
vagevuur vagevuur: vagevuur (Eisden) Het vagevuur [vèègvuur, veëjevuur]. [N 96D (1989)] III-3-3