18427 |
vaste boord |
boord:
baord (Q007p Eisden),
col (fr.):
koͅl (Q007p Eisden)
|
Hoe noemt U: de boord [N 62 (1973)] || kraag, vaste halsboord van een overhemd [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kø̄.tǝlǝ (Q007p Eisden),
schaapskeutelen:
sxǭpskø̄tǝlǝn (Q007p Eisden),
stront:
stro.nt (Q007p Eisden)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c] || Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11, I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krøp (Q007p Eisden)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
23938 |
vasten |
vasten:
vaste (Q007p Eisden),
vasten houden:
vasten hawwe (Q007p Eisden)
|
Het zich geheel of gedeeltelijk onthouden van eten; in het bijzonder: slechts eenmaal per dag een volle maaltijd gebruiken, vasten [vaste, va.ste]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22648 |
vastenavond |
vastenavond:
vastənoͅ.vənt (Q007p Eisden)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vastendag:
vasterdaag (Q007p Eisden)
|
Een vastendag [vassendag, vasseldag]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
28055 |
vastlopen |
zich caleren:
(de pik) hęt zex gǝkalērt (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Maurits])
|
Vastlopen, gezegd van de luchthamer. [N 95, 819]
II-5
|
28353 |
vastzetten |
caleren:
caleren (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden])
|
Iets vastzetten, bijvoorbeeld de motor van een schudgoot. [Vwo 210; Vwo 814; N 95, 300]
II-5
|
26650 |
vat |
vat:
vā.t (Q007p Eisden
[(20 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
32342 |
vat, ton |
vat:
vāt (Q007p Eisden)
|
Een vat of ton is uit houten duigen en twee bodems samengesteld en wordt met behulp van houten of metalen banden bijeen gehouden. Het middendeel ervan, de buik, heeft de grootste omvang. Vanuit het midden loopt het vat naar het boven- en ondereinde smaller toe. [N E, L; L 21, 40; monogr.]
II-12
|