34233 |
verse koe |
kalfskoe:
kou̯fskō (Q007p Eisden)
|
Koe die pas gekalfd heeft en aan een nieuwe melkperiode begint. [N 3A, 60]
I-11
|
33455 |
versiering op de vertikale paal in een schuurpoort |
stijpteken:
stiptē̜ ̞i̯kǝ (Q007p Eisden)
|
Op de vertikale paal in een schuurpoort, de losse paal waar de poort tegen gesloten wordt, is een enkele keer een versiering aangebracht, religieuze voorstellingen (bijv. een miskelk), initialen en/of een jaartal. Dit komt echter bijzonder weinig voor. Zie afbeelding 19. [N 5A, 93c]
I-6
|
18226 |
versleten |
versleten:
verslete (Q007p Eisden),
vərslētə (Q007p Eisden)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
33394 |
verstelbaar luik boven de varkenstrog |
trogdeur:
trōxdø̜̄r (Q007p Eisden),
valdeur:
valdø̄r (Q007p Eisden)
|
Boven de varkenstrog bevond zich vaak een verstelbaar voerluik. In L 360 kende men geen luik maar een scherm in de vorm van een rechtopstaande plank. [N 5A, 60e]
I-6
|
29112 |
verstellen |
stukken:
stø̜kǝ (Q007p Eisden)
|
Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW]
II-7
|
22349 |
verstoppertje spelen |
cachen (<fr.):
cachen (Q007p Eisden),
kache (Q007p Eisden),
/
cache (Q007p Eisden),
kache (Q007p Eisden),
piepverbergen:
piep verberge (Q007p Eisden),
poepverbergen:
/
poepverbergen (Q007p Eisden),
verstekertje spelen:
/
verstekerke spele (Q007p Eisden)
|
Lievelingsspel 1. [SND (2006)] || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Schuilevinkje spelen (verbergspel). [ZND 06 (1924)] || verstoppertje spelen [SND (2006)]
III-3-2
|
34235 |
verstopte speen |
dode deem:
dǫu̯jǝn dɛi̯m (Q007p Eisden)
|
Speen waaruit wegens verstopping geen melk komt. [N 3A, 67a]
I-11
|
27949 |
vertakkingsondersteuning, carrure |
carrure:
carrure (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Eisden])
|
Speciale ondersteuning aan de vertakking van twee mijngangen of op de plaats waar een blinde schacht in een galerij uitmondt. De opgave "egge" voor de mijn in Winterslag is terug te voeren op het feit dat het complex van ijzeren balken een driehoek vormt die enige gelijkenis vertoont met het landbouwwerktuig van dezelfde benaming. [monogr.; N 95, add.; N 95, 800; Vwo 128; Vwo 218; Vwo 585; Vwo 825; Vwo 826]
II-5
|
33454 |
vertikale paal in een poort |
spijpel:
spipǝl (Q007p Eisden),
stijp:
stip (Q007p Eisden)
|
Een rechtstaande, uitneembare paal in het midden van een poort, waartegen de beide poortvleugels gesloten kunnen worden. Deze paal is aan de bovenzijde meestal verankerd achter een gebogen stuk ijzer, aan de onderzijde in een gat. De paal wordt weggenomen als de poort helemaal geopend moet worden. De paal is onbekend in een groot aantal plaatsen. Door functionele overeenkomst kunnen de benamingen ook wel gebruikt worden voor andere soorten sluitbalken (zie deze lemmata). Zie ook afbeelding 18.g bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42e; N 5, 104; A 49, 4; add. uit N 5A, 93c]
I-6
|
34290 |
vertuieren |
andere paal geven:
aŋǝrǝ pǭl gēvǝ (Q007p Eisden),
tuieren:
tø̄i̯ǝrǝ (Q007p Eisden),
vooraanpalen:
vø̄rānpǭlǝ (Q007p Eisden),
vooraantuieren:
vø̄rāntøi̯ǝrǝ (Q007p Eisden)
|
Het verplaatsen van het vee, telkens wanneer een stuk wei is afgegraasd. [L 40, 21b; monogr.]
I-11
|