32188 |
wagenmaker |
radermaker:
rājǝrmēkǝr (Q007p Eisden)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
28279 |
wagens kippen |
kippen:
kippen (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Volle mijnwagens met behulp van een kipper omkantelen. Bij de meeste in dit lemma opgenomen opgaven behoort wagens of berlijns als object. [N 95, 693; monogr.; Vwo 417; Vwo 420; Vwo 865]
II-5
|
28318 |
wagenvervoer met lieren |
traînage:
traînage (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Zwartberg, Waterschei])
|
Het verplaatsen van mijnwagens over korte afstand door middel van lieren. [N 95, 703]
II-5
|
19475 |
walmen |
blakeren:
blōͅkərə (Q007p Eisden)
|
roken, walmen, gez. van een lamp [ZND 02 (1923)]
III-2-1
|
18692 |
wambuis |
wambuis:
waməs (Q007p Eisden)
|
wambuis, kort tot het middel reikend overkledingstuk [wammes, buis, buist, sent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25525 |
wan |
wan:
wā.n (Q007p Eisden)
|
De platte, aan één zijde iets uitgeholde, doorgaans van stro gevlochten korf met twee oren die men gebruikte voor het wannen met natuurlijke wind. Zie afbeelding 13. [N 14, 38a; JG 1a, 1b, 2c; R 3, 64; monogr.; add. uit N 14, 37]
I-4
|
17929 |
wandelen |
wandelen:
wandelen (Q007p Eisden)
|
wandelen: Maries dochter oudste dochter (Jans oudste dochter, Kees oudste dochter) is wezen (=gaan) wandelen [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
24346 |
wandluis |
wandluis:
wantlūs (Q007p Eisden),
fon. var. van "wandluis"niet overgenomen
wandluis (Q007p Eisden)
|
wandluis [ZND 34 (1940)] || wandluis, weegluis, het platte bloedzuigende insect dat zich overdag schuilhoudt in naden en spleten van houten vloeren enz. [wanlöws, platte pose, bertelemees] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
17755 |
wang |
wang:
wang (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
waŋ (Q007p Eisden)
|
hoe heet het zijvlak van het aangezicht ? Vertaal: zij heeft rode ... [ZND 36 (1941)] || Welk woord gebruikt men in Uw dialect om de vlezige zijkant van het gezicht aan te duiden? Hoe spreekt men het uit? [Lk 05 (1955)]
III-1-1
|
22215 |
wang (1) |
wangske:
wengske (Q007p Eisden)
|
wangetje [N 93 (1983)]
III-3-2
|