33461 |
wigvormig sluithout |
geerstek:
gīrstɛk (Q007p Eisden),
sluitpin:
slutpen (Q007p Eisden)
|
Een wigvormig stuk hout dat men door een metalen ring op de deurstijl steekt en dat aldus de deur tegen de deurstijl sluit. [N 4A, 46]
I-6
|
18555 |
wijde regenmantel zonder mouwen |
caban (fr.):
kabāōn (Q007p Eisden),
kəbo (Q007p Eisden)
|
een wijde regenmantel zonder mouwen [N 59 (1973)] || regenmantel, wijde ~ zonder mouwen [keep] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
28930 |
wijdte |
wijdte:
wøjtǝ (Q007p Eisden)
|
De benaming voor een omtrekmaat, in het bijzonder als tweede lid van een samenstelling in bijv. bovenwijdte, taillewijdte en heupwijdte. [N 59, 44a; N 62, 2b]
II-7
|
20852 |
wijn |
wijn:
wĭĕn (Q007p Eisden)
|
wijn [RND]
III-2-3
|
23351 |
wijwatervat |
wijwatersvat:
wiewatersvaat (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23453 |
wijzerplaat van het torenuurwerk |
wijzerplaat:
wiezerplaat (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
De wijzerplaat van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23454 |
wijzers van het torenuurwerk |
klokkenwijzers:
klokkewiezers (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
De wijzers van de torenklok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
34146 |
wild |
springs:
sprēŋs (Q007p Eisden)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de stier. [N 3A, 17]
I-11
|
34026 |
wilde koe |
wild soort koe:
welj sōrt [koe] (Q007p Eisden)
|
Koe van onbekende of niet erkende afstamming. Bedoeld wordt een koe waarvan het ouderpaar niet bekend is of waarvan de afstamming niet is geregistreerd. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3a; monogr.]
I-11
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
hondsroos:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
honsroes (Q007p Eisden),
wilde rozenstruik:
verzamelfiche ZND01, a-m; ZND01, u 051 en ZND15, 004; deze laatste ook bij Har Brok
wieje roezestroek (Q007p Eisden)
|
egelantier [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|