19047 |
zich inbeelden |
menen:
ook materiaal znd 27, 39
mɛinə (Q007p Eisden),
zich inbeelden:
ook materiaal znd 27, 39
zex enbēldə (Q007p Eisden),
zich inbeeje (Q007p Eisden),
zich indenken:
ook materiaal znd 27, 39
zex endɛi̯ŋkə (Q007p Eisden)
|
inbeelden [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
24047 |
zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor |
naar de pastoor gaan:
noa de pestoeër goon (Q007p Eisden)
|
Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)]
III-3-3
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
zich lastig laten melken:
(de koe) lit zex lɛstex mēlkǝ (Q007p Eisden)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|
33844 |
zich over de rug wentelen |
(zich) wentelen:
węi̯njšǝlǝ (Q007p Eisden)
|
Geregeld gaan de paarden op hun rug liggen en slaan met de poten in de lucht. Zij doen dit vooral bij jeuk of buikpijn. [JG 1a, 1b; N 8, 69]
I-9
|
21949 |
zich rechtop houden en de krop laten opzwellen (baltsverschijnsel) |
buiken:
Van Dale: buiken, 2. (scherts.) buikig, dik worden.
bôêken (Q007p Eisden)
|
Hoe benoemt men de volgende baltsverschijnselen van duiven: zich rechtop houden en de krop laten opzwellen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33038 |
zicht |
zicht:
zex (Q007p Eisden)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden,
Q007p Eisden)
|
ziek [ZND 39 (1942)] || ziek: Daar loopt nu die man, die zn dochter (of: wiens dochter) ziek is geweest [ZND 44 (1946)]
III-1-2
|
24089 |
ziekenzuster |
zuster-verpleegster:
zuster-verpleegster (Q007p Eisden)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23338 |
ziel |
ziel:
zieël (Q007p Eisden)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23908 |
zielenheil |
zielenheil:
zieleheil (Q007p Eisden)
|
Het zieleheil. [N 96D (1989)]
III-3-3
|