19725 |
gebouw |
gebouw:
gəbō.u̯ (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
een nieuw gebouw [ZND 35 (1941)] || gebouw [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
18335 |
gebreide kous |
strikhoos:
strekhosə (Q007p Eisden)
|
breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18620 |
gebreide wollen muts |
gestrikte muts:
gəstrekdə möts (Q007p Eisden)
|
bivakmuts, nauw om hoofd en hals sluitend wollen muts die alleen een deel van het gezicht onbedekt laat [N 25 (1964)]
III-1-3
|
22436 |
gebruik |
gewente:
ai zoals in baie
gewainde (Q007p Eisden)
|
Dat is maar een gewoonte. [ZND 35 (1941)]
III-3-2
|
19090 |
gedienstig |
gedienstig:
ai van aire
ai is gədeenstig (Q007p Eisden)
|
Hij is gedienstig (geneigd om dienst te bewijzen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
24000 |
gedoopt worden |
gedoopt worden:
geduip wère (Q007p Eisden)
|
Gedoopt worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
32250 |
gedraaid hout |
kromdraads hout:
krump˱drǭts [hout] (Q007p Eisden)
|
Hout waarvan de draad spiraal- of schroefvormig links of rechts van de as loopt. Gedraaid hout is moeilijk te klieven en levert duigen op die scheef zijn. [N E, 2]
II-12
|
19046 |
geduld |
geduld:
əp toch het gədəlt (Q007p Eisden)
|
Heb toch wat geduld! [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|
18916 |
gedwee |
gewillig:
NB. Mar.: waarom gewillig (= bereidwillig =doet het gráág!) en gedwee gesplitst?: waarom dit bij gedwee??
é gəwillig keintj (Q007p Eisden),
ook materiaal 23, 69; znd 35, 49
gewillig (Q007p Eisden)
|
Een gewillig (gedwee) kind. [ZND 35 (1941)] || gedwee [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
18098 |
geelzucht |
geel verf:
de gêle verf (Q007p Eisden)
|
de geelzucht (ziekte waarbij de huid en ook het wit van de ogen geel wordt) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|