17790 |
gevoelig (zijn) |
gevoelig:
geveulig (Q007p Eisden)
|
mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
24003 |
gevormd worden |
gevormd worden:
gevörmd wèère (Q007p Eisden)
|
Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19381 |
gewelf |
gewelf:
gewèlf (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
gǝwølǝf (Q007p Eisden)
|
Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)]
II-9, III-3-3
|
23377 |
gewelfschildering |
gewelfschildering:
gewèlfsjildering (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden),
muurschildering:
moeërsjildering (Q007p Eisden, ...
Q007p Eisden)
|
Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23987 |
geweten |
geweten:
geweite (Q007p Eisden)
|
Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33265 |
gewone spurrie |
spurrie:
spø̜rǝx (Q007p Eisden)
|
Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.]
I-5
|
17564 |
gewricht |
gewerf:
gewerf (Q007p Eisden)
|
hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)]
III-1-1
|
27594 |
gezellenhuis |
kantine:
kantin (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Emma])
|
Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17]
II-5
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
snuits:
snūts (Q007p Eisden)
|
Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
19042 |
giechelen |
giechelen:
kichələ (Q007p Eisden)
|
Giechelen (ingehouden en op hoge toon lachen). [ZND 35 (1941)]
III-1-4
|