e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eisden

Overzicht

Gevonden: 3771
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gevoelig (zijn) gevoelig: geveulig (Eisden) mijn hand is nog gevoelig (b.v. op de plaats waar ik mij vroeger verbrand heb) [ZND 24 (1937)] III-1-1
gevormd worden gevormd worden: gevörmd wèère (Eisden) Gevormd worden, het Vormsel ontvangen. [N 96D (1989)] III-3-3
gewelf gewelf: gewèlf (Eisden, ... ), gǝwølǝf (Eisden) Gebogen vlak, samengesteld uit bakstenen, dat de overdekking vormt van een ruimte die wordt omsloten door muren of pijlers. Zie ook de lemmata 'Troggewelf' en 'Tongewelf'. [S 10; L 1 a-m; L 24, 12; N 79, 18; monogr.] || Het gewelf [zwerk, verwulf, verwölf?]. [N 96A (1989)] II-9, III-3-3
gewelfschildering gewelfschildering: gewèlfsjildering (Eisden, ... ), muurschildering: moeërsjildering (Eisden, ... ) Een gewelfschildering, muurschildering. [N 96A (1989)] III-3-3
geweten geweten: geweite (Eisden) Het geweten [et jewisse]. [N 96D (1989)] III-3-3
gewone spurrie spurrie: spø̜rǝx (Eisden) Spergula arvensis L. Een 15 tot 40 cm hoge plant met rechtopstaande stengels en smalle, priemvormige bladeren in kransen en kleine witte bloempjes. Spurrie bloeit van juni tot september en wordt vooral op zandgronden als veevoeder gekweekt. [N Q, 2; JG 1a, 1b; L A1, 245; R 3, 28; monogr.] I-5
gewricht gewerf: gewerf (Eisden) hoe heet het gewricht van een lidmaat, d.i. de plaats waar de beenderen van armen of benen met elkaar verbonden zijn ? [ZND 24 (1937)] III-1-1
gezellenhuis kantine: kantin (Eisden  [(Eisden)]   [Emma]) Het gebouw waar vrijgezellen uit andere provincies en landen die in de mijnen komen werken, worden gehuisvest. De invuller uit Q 3 merkt daarover voor de mijnen in Winterslag en Waterschei op dat in Belgisch-Limburg de gezellenhuizen vanwege de franssprekende mijndirecties ten onrechte de naam "hotel" met een bijkomende benaming in het Frans kregen, bijvoorbeeld Hotel Central, Terminus, Concordia, Pologne, enz. [N 95A, 17] II-5
gezicht (spotnamen) snuits: snūts (Eisden) Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)] III-1-1
giechelen giechelen: kichələ (Eisden) Giechelen (ingehouden en op hoge toon lachen). [ZND 35 (1941)] III-1-4