id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22513 | geboortefeest | doopfeest: daopfeest (Eksel), doewepfist (Eksel), du.əpfist (Eksel) | het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)] [N 112 (2006)] || Het feestje ter ere van de geboorte van een kind [sol, kinderfooi, pastellenhuisje, kindjeskermis, kindjeskoffie, gebuurkoffie, snee(i)]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
20182 | geboren worden | gekomen zijn: gekommen zien (Eksel), komen: komen (Eksel), kómmen (Eksel) | Geboren worden (jong zijn). [N 115 (2003)], [N 84 (1981)] III-2-2 |
18335 | gebreide kous | strikkous: strikkoos (Eksel) | breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3 |
18620 | gebreide wollen muts | gestrokken muts: gestrokke muts (Eksel) | muts van wol (gebreid) voor kinderen [N 25 (1964)] III-1-3 |
21320 | gebrekkig spreken | hakkelen: hakkelen (Eksel) | gebrekkig spreken [hakkelen, tottelen, stamelen, touwen, tatewalen, totteren, stotteren] [N 87 (1981)] III-3-1 |
22436 | gebruik | gewente: gewente (Eksel), plachten (ww.): plachten (Eksel) | Een wijze van doen die in meer of minder ruime kring in zwang is [gebruik, gewoonte, gewente, zwang, geplogenheid]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
22437 | gebruiken met driekoningen | driekoningen zingen: drijkunningen zingen (Eksel), drɛ.iköniŋə ziŋə (Eksel) | de naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari] [N 112 (2006)] || De naam voor de gebruiken met Driekoningen [6 januari]. [N 88 (1982)] III-3-2 |
21492 | geburen | gebuur: geboer (Eksel) | alle buren samen [geburen, gebuur] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19248 | gedenken; gedachtenis | heugen: heugen (Eksel) | terugdenkend aan overleden personen op bepaalde data [gedenken, geheugen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24000 | gedoopt worden | gedoopt worden: gedopt wère (Eksel) | Gedoopt worden. [N 96D (1989)] III-3-3 |