e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geld brieven: brieven (Eksel), franken: frangen (Eksel), geld: gēlt (Eksel), geͅlt (Eksel), xaelt (Eksel) geld [RND], [ZND 14 (1926)], [ZND A1 (1940sq)] || Geld in het algemeen; hierbij ook graag allerlei uitdrukkingen [geld, sens, poen, swis, oorden enz.] [N 21 (1963)] III-3-1
gele kwikstaart gele kwikstaart: gele kwikstert (Eksel) kwikstaart, gele — III-4-1
gele lupine lupinen: lǝpīnǝ (Eksel) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele narcis paasbloem: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  poͅəsblum (poasbloem) (Eksel) Gele narcis (narcissus pseudonarcissus). De bijkroon is ongeveer even lang als de bloemdekslippen. Meestal één bloem aan elke bloemstengel, zelden twee. De rand van de bijkroon is regelmatig ingesneden (zie bij de …witte narcis"). [N 92 (1982)] III-4-3
gelezen mis leesmis: leesmes (Eksel) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
gelijken (op) schijnen: schijnen (Eksel), trekken: trèkken (Eksel) aan het genoemde doen denken, lijken, schijnen [tonen, lijken] [N 91 (1982)] || in vele opzichten overeenkomen (bijv. uiterlijk) [lijken, gelijken, trekken] [N 91 (1982)] III-4-4
gelijkspel gelijkspel: geliek speel (Eksel) Quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan]. [N 88 (1982)] III-3-2
gelijkspelen gelijkspelen: geliêk speelen (Eksel), Ziet deh gèh schoêën geliêk spilt en gih gevreegel Vooruit! Mooi samenspelen en geen ruzie maken.  geliêk speelen (Eksel), op zijn zaai staan: ich stən op mɛnə zø:y (Eksel), zaad: zaad ! (Eksel) 1. Samenspelen. || 2. Gelijkspelen, gelijkspel behalen. || quitte spelen, niet verliezen maar ook niet winnen [zijn zaad hebben, tot zijn zaad zijn, gelijk spelen, gelijk staan] [N 112 (2006)] III-3-2
gelofte gelofte: gelofte (Eksel) Een gelofte [t jelübde]. [N 96D (1989)] III-3-3
geloftegeschenk offergave: ?  offergaaf (Eksel) Een geloftegeschenk, beloftegift uit dankbaarheid voor een verkregen gunst of voor de genezing van een kwaal, een ex-voto. [N 96C (1989)] III-3-3