17564 |
gewricht |
gewricht:
gewricht (L353p Eksel),
scharnier:
scharnier (L353p Eksel)
|
gewricht, gewrichten (draaipunt in het beenderstelsel) [gewrichte, gewervele, gewerve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20221 |
gezelschap |
compagnie (fr.):
kompenie (L353p Eksel)
|
de persoon of personen waarmee men samen is [komplot, kompagnie] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17588 |
gezicht |
gezicht:
gezicht (L353p Eksel),
wezen:
wezen (L353p Eksel)
|
Gezicht, gelaat: het voorste gedeelte van het hoofd, beneden de grens van de haarinplanting, het aangezicht (gezicht, wezen, kroost, facie, smikkel). [N 84 (1981)] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)]
III-1-1
|
17589 |
gezicht (spotnamen) |
bakkes:
bakkes (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
facie (<lat.):
foäsie (L353p Eksel),
muil:
moël (L353p Eksel),
snuit:
snoet (L353p Eksel),
wroet:
vruut (L353p Eksel)
|
gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || Snuit. Een lange snuit. [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
20327 |
gezin |
huishouden:
hoeshèn (L353p Eksel),
hōēshaên (L353p Eksel),
hu.shɛ.ən (L353p Eksel)
|
man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17970 |
gezond |
gezond zijn:
hij hit een gezon kleur
gezônd (L353p Eksel),
gezondheid te koop:
gezondhed te kooëp (L353p Eksel),
goed zijn:
goed (L353p Eksel),
hij ziet er goed oet
goed (L353p Eksel),
heel zijn:
{h.l}
hèl (L353p Eksel),
mager en gezond zijn:
mager en gezond (L353p Eksel)
|
Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, nuver,eerlijk, gaaf, krek). [N 84 (1981)] || Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
23278 |
gezongen mis |
gezongen mis:
gezonge mes (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
gezongen mes (L353p Eksel)
|
Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] || Een mis met liturgische gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32865 |
gezwad, regel gemaaid gras |
gezwad:
gǝzwǭt (L353p Eksel)
|
De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.]
I-3
|
18038 |
gezwel |
knobbel:
knobbel (L353p Eksel)
|
gezwel [bel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19042 |
giechelen |
gibberen:
gibbere (L353p Eksel)
|
giechelen [giebelen, schiertse] [N 10a (1961)]
III-1-4
|