20820 |
ham, hesp |
hesp:
heͅsp (L353p Eksel),
achterste
hɛsp (L353p Eksel),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1, a-m
hesp (L353p Eksel),
schonk:
achterste
šoͅŋk (L353p Eksel),
schouder:
voorste
sxōr (L353p Eksel)
|
ham [Goossens 1b (1960)] || hesp [ZND 01u (1924)] || hesp (onderscheid tussen voorste en achterste) [ZND B2 (1940sq)]
III-2-3
|
23461 |
hamer van de klepklok |
trumphamer:
trimphamer (L353p Eksel)
|
De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17659 |
hand |
hand:
hand (L353p Eksel),
hānd (L353p Eksel)
|
een hand [ZND A1 (1940sq)] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
21731 |
handboei |
handboei:
handboeien (L353p Eksel)
|
de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kémmĕrs (L353p Eksel)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21449 |
handelaar |
commerceman (<fr.):
kemersmân (L353p Eksel),
kommĕrsmâân (L353p Eksel)
|
iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] || Noem het (dialect)woord voor: een kleine zelfstandige? [middenstander] [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21496 |
handelen |
commercen (<fr.):
kémmĕrsen (L353p Eksel)
|
handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18903 |
handeling |
daad:
do-w-et (L353p Eksel)
|
een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17661 |
handen (kindernamen) |
handjes:
henneke (L353p Eksel),
hennekes (L353p Eksel),
pollen:
pol (L353p Eksel),
polletjes:
polleke (L353p Eksel),
pollekes (L353p Eksel)
|
hand: kinderwoorden (pol, polleke, poeleke] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
17660 |
handen (spotnamen) |
fikken:
fikke (L353p Eksel),
handen wie koekwissen:
i.e. iem. met extra grote handen.
haan wie koekwissen (L353p Eksel)
|
[N 10 (1961)]
III-1-1
|