20252 |
in verwachting zijn |
een kleine op komst zijn:
doo is ne klènnen opkomst (L353p Eksel),
er een opgezet hebben:
we hemmen er innne opgezèt (L353p Eksel),
groot gaan:
groeët gooën (L353p Eksel),
in positie zijn:
in peziêssie ziên (L353p Eksel),
in positie zijn (L353p Eksel),
in verwachting zijn:
in verwòchting ziên (L353p Eksel),
te pas zijn:
te pas zien (L353p Eksel),
te pas ziên (L353p Eksel),
wat besteld zijn:
doo is wah besteld (L353p Eksel),
z zijn:
zoe ziên (L353p Eksel),
zo zijn
zo ziēn (L353p Eksel)
|
Zwanger zijn: een kind dragen, zwanger zijn (staan, met een dik lijf lopen, inkopen, groot gaan, geladen). [N 115 (2003)], [N 84 (1981)]
III-2-2
|
21856 |
in voorraad |
in stock (eng.):
in stok zitten (L353p Eksel)
|
in voorraad zijn [staan, voorradig zijn] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18037 |
indigestie (hebben) |
buikpijn:
boekpèng (L353p Eksel),
{bu.kpijn}
boekpijng (L353p Eksel),
de beest begaaid hebben:
ich hem de bieëst begoajd (L353p Eksel),
indigestie:
indegestie (L353p Eksel),
ongedaan zijn:
ongedooên ziên (L353p Eksel),
overeten:
ich hem mich eûvereeten (L353p Eksel),
overladen maag:
eûverloajen (L353p Eksel),
penspijn:
pênspèng (L353p Eksel),
te veel gegeten:
ich hem teveûl ge-eeten (L353p Eksel)
|
Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (muik, overetendheid). [N 84 (1981)] || Indigestie: storing van de spijsvertering als gevolg van overlading van de maag, te snel eten (overetendheid, indigestie, maag van streek, muik). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
18812 |
informeren (onoverg.) |
er achter gaan:
achtergoon (L353p Eksel)
|
inlichtingen inwinnen over iets [zich naar iets erkondigen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17982 |
ingebeelde ziekte |
hij is ziek als hij eraan denkt:
hij is ziek as ie ter on dinkt (L353p Eksel),
ingebeelde ziekte:
ingebieëlde ziekte (L353p Eksel),
protocol:
protekol (L353p Eksel)
|
Ingebeelde ziekte (niebekonter, iepreponder, hype). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18849 |
ingetogen |
simpel:
sumpel (L353p Eksel)
|
zich onthoudend van buitensporigheden of uitspattingen, niet opzichtig [stil, bedaard, stemmig, ingetogen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17701 |
ingewanden |
binnenwerk:
hɛt binəwɛ̄rk (L353p Eksel),
darmen:
dɛrm (L353p Eksel),
ingewand:
ingewand (L353p Eksel),
ingewanden:
d`ingewanten (L353p Eksel)
|
de ingewanden [ZND 01u (1924)], [ZND B1 (1940sq)] || ingewanden [N 10a (1961)]
III-1-1
|
25433 |
ingewanden van geslacht vee |
ingewanden:
engǝwantǝn (L353p Eksel)
|
Ingewanden van geslacht vee. Ook de algemene benamingen voor "ingewanden van vee" zijn hier opgenomen. [N 28, 58; N 28, 88; L 1a-m; L 1u, 106; Veldeke 26, 23; monogr.]
II-1
|
17909 |
ingieten (met geluid) |
klotsen:
zwaarder geluid
klotsen (L353p Eksel),
plonzen:
plonzen (L353p Eksel),
spetsen:
spetzen (L353p Eksel),
spetteren:
water of vloeistof die neerspat
spetteren (L353p Eksel)
|
gieten: Met een zeker geluid water ergens in gieten (patten). [N 84 (1981)] || Met een zeker geluid water ergens in gieten (spetteren, klotsen, klateren, spatten, plonsen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
19271 |
ingrijpen |
opspelen:
opspelen (L353p Eksel)
|
met gezag en kracht tussenbeide komen [roffen, ingrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|