e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaakgestel gelid: PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  geleed (Eksel), geschaar: B.v. het geschaer is oet den haer.  geschaer (Eksel), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  geschaer (Eksel), gescheer (Eksel), {g\\ch:r}  gescheer (Eksel) kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] || Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)] III-1-1
kaal (zijn), kaal hoofd de maan schijnt: de moon schijnt (Eksel), kletskop: kletskop (Eksel, ... ) kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)] III-1-1
kaal duivenjong kakjong: ka.Gjo.ŋk (Eksel) Kaal duivenjong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaantjes kaaien: kōiə (Eksel), kanen: kaon (Eksel) Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kaar bak: bak (Eksel), kaar: kār (Eksel) Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.] II-3
kaars kaars: kars (Eksel) kaars [RND] III-2-1
kaarsenbak kaarsenbak: kaarsenbak (Eksel), karsebak (Eksel) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsendomper snuiter: snōͅətər (Eksel) Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)] III-2-1
kaarsendover kaarsendomper: karsendomper (Eksel, ... ), snuiter: snoater (Eksel, ... ) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenpit wiek: wiek (Eksel, ... ) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3