17604 |
kaakgestel |
gelid:
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
geleed (L353p Eksel),
geschaar:
B.v. het geschaer is oet den haer.
geschaer (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
geschaer (L353p Eksel),
gescheer (L353p Eksel),
{g\\ch:r}
gescheer (L353p Eksel)
|
kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar). [N 84 (1981)] || Kaak: Beide kaken tezamen (kakement, schaar, kaken). [N 106 (2001)]
III-1-1
|
17743 |
kaal (zijn), kaal hoofd |
de maan schijnt:
de moon schijnt (L353p Eksel),
kletskop:
kletskop (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
kaal hoofd (hebben) (spotbenamingen) [kletskop, hij is bij het goevernement] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21912 |
kaal duivenjong |
kakjong:
ka.Gjo.ŋk (L353p Eksel)
|
Kaal duivenjong. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|
20768 |
kaantjes |
kaaien:
kōiə (L353p Eksel),
kanen:
kaon (L353p Eksel)
|
Hoe heten de vetklonters, die overblijven, als runds of varkensvet wordt gesmolten? (kaan) [ZND 02 (1923)] || kanen [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
26500 |
kaar |
bak:
bak (L353p Eksel),
kaar:
kār (L353p Eksel)
|
Trechtervormige bak boven de bovenste molensteen waarin het te malen graan wordt gestort. Zie ook afb. 78. [N O, 19i; N O, 41a; A 42A, 37; N D, 11; Sche 51; Vds 148; Jan 155; Coe 136; Grof 157; monogr.]
II-3
|
19791 |
kaars |
kaars:
kars (L353p Eksel)
|
kaars [RND]
III-2-1
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kaarsenbak (L353p Eksel),
karsebak (L353p Eksel)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19422 |
kaarsendomper |
snuiter:
snōͅətər (L353p Eksel)
|
Kapje met een steel om een kaarsvlam te doven (dover, domper, domphoorn) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
23596 |
kaarsendover |
kaarsendomper:
karsendomper (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
snuiter:
snoater (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23598 |
kaarsenpit |
wiek:
wiek (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|