e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kat kat: kat (Eksel), kát (Eksel) kat [Goossens 1b (1960)], [ZND A1 (1940sq)] III-2-1
katapult flits: Zie katteprul.  flits (Eksel), kattenprul: Met de katteprul, flits of schietterke ter op oêt trèkken.  katteprul (Eksel), schietertje: schieterke (Eksel), Zie katteprul.  schietterke (Eksel) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)] || Katapult. III-3-2
kater houteren kop: hoaetere kop (Eksel) kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] III-2-3
kattekruid kattekruid: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  katəkru:t (Eksel) Kattekruid (nepeta cataria 40 tot 100 cm grote plant. De stengels staan rechtop en zijn dicht behaard; de bladeren zijn eivormig spits, de bladrand is gekarteld of getand; de bloemen staan in lange trossen aan het eind van de stengel en in gesteelde zij [N 92 (1982)] III-4-3
kattenstaart kattenstaart: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  katəstɛrtən (kattesterten) (Eksel) Kattestaart (lythrum salicaria 50 tot 150 cm grote plant. De stengels staan rechtop, zijn kantig en zijn meer of minder behaard; de bladeren zijn tegenoverstaand of in kransen en lancetvormig. De bloemen groeien in lange aren, zijn 6-tallig en purperroo [N 92 (1982)] III-4-3
kauw torenkraai: torekrèè (Eksel), torenkraaitje: torenkraai(ke) (gew.uitspr.) (Eksel) kauw || kauw (33 overal bekend; grijze nek en lichte ogen, rest zwart; broedt in gebouwen, schoorstenen en holle bomen; meestal in troepen; druk; roep [kja]; vaak tam gehouden [N 09 (1961)] III-4-1
kauwen hirken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  hirriken (Eksel), knabbelen: knabbelen (Eksel) kauwen [ZND 01u (1924)] || kauwen; Hoe noemt U: Voedsel met de tanden en kiezen fijnmaken (kauwen, knauwen) [N 80 (1980)] III-2-3
kazuifel kazuifel: kassuifel (Eksel), kasuifel (Eksel) Het kazuifel, het opperkleed dat de priester tijdens de mis draagt [kazufel, kazel, kruifel?]. [N 96B (1989)] III-3-3
keel keel: kē̜.l (Eksel), strot: strō.t (Eksel) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot keel: keel (Eksel), kēl (Eksel), strot: stro.d (Eksel), stroot (Eksel), strōōt (Eksel) een keel [ZND A1 (1940sq)] || keel [N 10b (1961)] || Pak hem bij zijn strot (keel). [ZND 07 (1924)] || strot [N 10b (1961)], [RND] III-1-1