20308 |
kind (algemene benaming) |
kind:
kind (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
kind [ZND 08 (1925)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)]
III-2-2
|
20173 |
kind (troetelnaam) |
pagaddertje:
paggadderke (L353p Eksel)
|
het liefkozend woord van ouderen voor kinderen [doeleke, dooier, fies, kadolleken, zoeteken, krotte, schijtgat, drulleke, hummel, etc.] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
24011 |
kindercommunie |
kindercommunie (<lat.):
kinderkeminnie (L353p Eksel)
|
Een kindercommunie [kingerkómmelejoeën]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23999 |
kinderdoop |
kinderdoop:
kinderdoeëp (L353p Eksel)
|
Een kinderdoop. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21701 |
kinderfiets |
kinderfiets:
kinderfiets (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar kleine kinderen op rijden [N 99 (1991)]
III-3-1
|
22691 |
kinderfluitje |
feep:
fi:p (L353p Eksel),
fīp (L353p Eksel),
feepje:
Eéntonig fluitje van lindenhout.
feepke (L353p Eksel),
NB feepke maaken: korenfluitje maken. Als het koren in de aar komt (nog groen is) kan men het bovenste stuk van de stengel uit de schede van het onderste deel trekken. Als men enkele centimeters van de onderzijde afsnijdt kan men dit buisje in de mond in een ovale stand drukken tot men op een gegeven moment bij het blazen een fiepend geluid hoort. Feepjes kunnen ook gemaakt worden van groot gras soort.
feepke (L353p Eksel),
fluitje:
fleuteke (L353p Eksel),
fluuteke (L353p Eksel),
flø:təkə (L353p Eksel),
De fluit gelijk op een mini blokfluit met één enkel gaatje. In het voorjaar (rond Pasen), vóór de bladvorming zochten we houttwijgen van vooral lindehout, seringenhout (pinksterbloemmenhooët), lijsterbes (kliensterbeerenhooët) of andere. De twijg werd aan de dikste zijde recht afgesneden en daarna wordt daar een schuinte aangebracht. Het benodigde deel voor de fluit mag geen knoop of zijvertakking bevatten, moet rond zijn zonder oneffenheden. De lengte van de fluit wordt vastgelegd door een insnijding rondom, alleen de schil, dus tot op het hout. Ook wordt een dwars gleufgaatje aangebracht op ongeveer twee centimeter afstand vanaf de voorzijde tegenover de schuinte. Vervolgens wordt het hout nat gemaakt (in de mond gestoken). Met de handvat van het mes wordt op de schil geklopt terwijl men de twijg ronddraait tot men alle plaatsen bereikt heeft en dan kan de schil voorzichtig van het hout verwijderd worden. Eerst wordt een aanblaas kanaaltje gesneden vanaf de gleuf tot aan de voorzijde vervolgens wordt een luchtholte gemaakt vanaf het gleufje tot bijna aan de achterzijde. De twijg kan afgesneden worden enkele centimeters achter de plaats waar de schil verwijderd werd. Fluitjes kunnen gemaakt worden in verschillende dikten en lengten, met verschillende tonen.
fleutekes maaken (L353p Eksel)
|
allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen] [N 112 (2006)] || Allerlei namen voor kinderfluitjes; geef ook aan waarvan ze gemaakt zijn en hoe ze heten [nachtegaal, blaasje, feep, moemel, noen]. [N 90 (1982)] || een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje] [N 112 (2006)] || Een fluitje gemaakt uit de holle stengel van een paardebloem [fiepertje]. [N 90 (1982)] || Fluitjes maken. || Korenfluitje.
III-3-2
|
18578 |
kinderhemd |
hemdje:
himke (L353p Eksel),
lijfje:
Hemdje.
lijfke (L353p Eksel)
|
Kinderondergoed, kinderhemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18674 |
kinderkleren |
kleine kleedjes:
kleen kliejekes (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23472 |
kinderklokje |
klokje:
kløͅkskə (L353p Eksel)
|
De kleine klok die geluid werd voor een gestorven kind, dat de eerste H.Communie nog niet gedaan had. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23567 |
kinderkoor |
kinderkoor:
kinderkoeer (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
Het kinderkoor, jongenskoor of knapenkoor, een zangkoor van kinderen uit de hoogste klassen van de lagere school. [N 96B (1989)]
III-3-3
|