21802 |
klagen |
permitteren:
permeteren (L353p Eksel)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
24989 |
klam, klef |
klammig:
klammig (L353p Eksel)
|
vochtig aanvoelend en enigszins plakkend, gezegd van zaken die van nature droog zijn maar waartegen zich vocht heeft vastgezet [klam, klammig, nes, klef, nesk, wak, week] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
26179 |
klampen |
kleppen:
klępǝ (L353p Eksel)
|
De klampen waarmee de windborden aan de voorzoom vastliggen. [N O, 4c; A 42A, 68; N O, 4d]
II-3
|
23477 |
klank van een klok |
klank:
klank (L353p Eksel),
toon:
toeen (L353p Eksel)
|
De stem (klank, toon) van een klok. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21862 |
klant |
klant:
klant (L353p Eksel)
|
iemand die in de winkel iets komt kopen [klant, kalant, cliënt] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
24185 |
klapekster |
klapekster:
klapekster (L353p Eksel)
|
klapekster
III-4-1
|
21472 |
klaploper |
profiteur:
proffetär (L353p Eksel)
|
leven van de goedgeefsheid van iemand anders [klaplopen, schoefelen, smarotsen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
23181 |
klappertje |
klamoesje:
Sub schietgewirke.
klamoske (L353p Eksel),
klimoesje:
Sub schietgewirke.
klimoske (L353p Eksel),
poedertje:
Sub schietgewirke.
pójjerke (L353p Eksel)
|
Klappertje. || Kleine buskruidlading voor kinderschietgeweertje, klappertje.
III-3-2
|
23182 |
klappertje add. |
klamoesjes afschieeten:
klamoskes aafschietten (L353p Eksel),
klimoesjes afschieten:
klimoskes aafschietten (L353p Eksel)
|
Klappertjes laten afgaan.
III-3-2
|
24858 |
klaproos |
kolbloem:
kolbloem (L353p Eksel),
kǫlblum (L353p Eksel),
-
kolbloem (L353p Eksel),
slaapkop:
slaopköp (L353p Eksel),
slǭpkǫp (L353p Eksel),
#NAME?
slaapkop (L353p Eksel)
|
klaproos [ZND 01 (1922)] || Papaver rhoeas L. Een tot 60 cm hoge, behaarde plant. De uit vier losse kroonbladeren bestaande bloem is vuurrood en aan de voet vaak zwart gevlekt. De zaaddoos is kaal, bijna eivormig, met donkere stempels in een radvormig figuur. De klaproos komt voor in en bij korenvelden op zwaardere grondsoorten, langs wegen, dijken en op ruigten en bloeit van mei tot juli. Bij de benamingen treedt wel verwarring op met de veel grotere en hogere (60 tot 120 cm) slaapbol (Papaver somniferum L.), die tot hetzelfde geslacht behoort. Dit geldt vooral voor de typen met maan-, slaap-, heul- en olie-. Zie Pauwels 1933 en Brok 1991. [A 13, 13; L 1, a-m; L 1u, 125; L 15, 9; S 18; monogr.]
I-5, III-4-3
|