23435 |
koorbank |
koorbank:
koeerbenk (L353p Eksel)
|
Een koorbank: bank in het koorgestoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23541 |
koorhemd |
albe (<lat.):
albe (L353p Eksel)
|
Het korte witte kleed dat de priester over zijn toog draagt [rochet, superplie, koorhemd?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23540 |
koorkap |
koorkap:
koeerkap (L353p Eksel),
koerkap (L353p Eksel),
mantel:
mantel (L353p Eksel)
|
De koorkap [koeërmangtel?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23436 |
koorstoel |
koorstoel:
koeerstul (L353p Eksel)
|
Een koorstal of koorstoel: zetel of zitplaats in een koorbank van het koorge-stoelte. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18004 |
koorts |
koorts:
kors (L353p Eksel)
|
koorts [RND]
III-1-2
|
23563 |
koorzanger |
kerkzanger:
kerkzenger (L353p Eksel),
koorzanger:
koeerzanger (L353p Eksel),
zanger:
zenger (L353p Eksel)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23564 |
koorzanger add. |
bij het zangkoor zijn:
bij et zangkoeer zien (L353p Eksel)
|
Een koorzanger, lid van het zangkoor [zenger, koeërzenger?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33137 |
kopdorser |
kopdorser:
kǫp˱dǫrsǝr (L353p Eksel),
kopmachine:
kǫpmašin (L353p Eksel)
|
Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
31180 |
koperslager |
koperslager:
koperslager (L353p Eksel)
|
Ambachtsman die koperen voorwerpen vervaardigt voor huishoudelijk gebruik. Zie ook de paragraaf over de koperslager. Het woord ɛpompenmakerɛ werd in Venray (L 210) en omstreken ook gebruikt voor een loodgieter. Vgl. het lemma "loodgieter".' [N 66, 54a; L 34, 17a-b; Wi 2 add.; monogr.]
II-11
|