31305 |
beitel |
beitel:
bētǝl (L353p Eksel)
|
De algemene benaming voor het stalen werktuig met een wigvormige snede dat dient om bijvoorbeeld gaten of uitsparingen in hout te steken of te hakken. Beitels die door houtbewerkers worden gebruikt, bestaan uit een beitelblad dat aan de onderzijde in een snede uitloopt en aan de bovenzijde via een versmalling, de hals, en vervolgens een verbreding, de borst, in een pin eindigt. Deze pin, de arend, wordt in het houten handvat van de beitel gestoken. Zie ook afb. 63 en vgl. het lemma ɛbeitelɛ in Wld II.11, pag. 33. Het betreft daar de beitel met een andere vorm die door de smid wordt gebruikt bij het doorhakken en splijten van koud of verhit metaal.' [N 53, 34a; N G, 24; L 1a-m; L 21, 12; L 45, 12a; L A2, 434; A 14, 12a; monogr.]
II-12
|
24301 |
bek |
bakkes:
WLD
bakkes (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
21775 |
bekakt praten |
fijne kal vertellen:
fijne kaal vertèllen (L353p Eksel),
op de letter kallen:
oppe lètter kallen (L353p Eksel)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
21777 |
bekakte praat |
kale kak:
ko-w-ele kak (L353p Eksel)
|
taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
fijne kal vertellen:
fijne kaal vertèllen (L353p Eksel),
kale kak:
ko-w-ele kak (L353p Eksel),
op de letter kallen:
oppe lètter kallen (L353p Eksel)
|
bekakt praten [N 102 (1998)] || taal of daad die getuigt van een hoge dunk van eigen voortreffelijkheid [kak] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21830 |
bekendmaken |
uitbrengen:
oetbrèngen (L353p Eksel)
|
officiëel bekend maken [uitbellen, uitklinken, afkleppen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18974 |
bekennen |
bekennen:
bekenne (L353p Eksel)
|
uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17646 |
bekkenholte |
bassin (fr.):
besseng (L353p Eksel)
|
heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22677 |
bekkens |
schels:
sche.ls (L353p Eksel),
scheels (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
beköstigen (L353p Eksel)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|