31451 |
bektang, buigtang |
kraaibek:
krɛ̄bɛk (L353p Eksel)
|
In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.]
II-11
|
21357 |
bekvechten |
afstrijden:
aafstrij-j-en (L353p Eksel)
|
ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
25075 |
belangrijk, van belang |
van belang:
van belânk (L353p Eksel)
|
van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21715 |
belasting |
taks (<fr.):
taks (L353p Eksel)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
belastingspapier:
belastingspepier (L353p Eksel)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23951 |
belofte |
belofte:
belofte (L353p Eksel),
gelofte:
gelofte (L353p Eksel)
|
Een belofte. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21600 |
belofte niet houden |
zijn woord roffen:
ze woord roffen (L353p Eksel)
|
een belofte niet houden [beenschijten, zijn woord intrekken, belezen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
23199 |
beloken pasen |
beloken pasen:
bloke paosse (L353p Eksel)
|
De eerste zondag na Pasen, Beloken Pasen, de laatste dag dat men zijn Paasplicht kon vervullen [gebroke Paose, Wiesse Zóndiech]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21464 |
beloven |
beloven:
beloave (L353p Eksel)
|
beloven [gelaove, belaove] [N 96D (1989)]
III-3-1
|
21190 |
bemanning |
bemanning:
bemanning (L353p Eksel)
|
de bemanning van een schip [bemanning, équipage] [N 90 (1982)]
III-3-1
|