18921 |
nietsnut |
luierik:
leu-e-rek (L353p Eksel),
onnutterik:
onnutterik (L353p Eksel)
|
een persoon die tot niets deugt [leep, nietsnut, nietsnutter, nietsnutterik] [N 85 (1981)] || iemand die niets doet [druil, plod, patrak, loefer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
22319 |
nieuwjaar |
nieuwjaar:
neujaor (L353p Eksel),
nuijaor (L353p Eksel),
nuijjoor (L353p Eksel),
nuijoor (L353p Eksel)
|
1 januari, de eerste dag van het nieuwe jaar [ni-jjaor]. [N 96C (1989)] || Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
22616 |
nieuwjaar wensen |
nieuwjaar wensen:
nuijer wensen (L353p Eksel),
nieuwjaren:
nuiëren (L353p Eksel)
|
Nieuwjaar wensen, Nieuwjaar winnen, afwinnen. [N 96C (1989)]
III-3-2
|
19052 |
nieuws |
nieuws:
nows (L353p Eksel)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
17724 |
nieuwsgierig kijken |
gapen:
gapen (L353p Eksel),
lonken:
lonken (L353p Eksel)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19177 |
nieuwsgierigaard |
gaapstok:
gaapstok (L353p Eksel)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18020 |
niezen |
niesten:
niesten (L353p Eksel),
niezen:
nieze (L353p Eksel)
|
niezen [ZND 05 (1924)] || niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18122 |
nijdnagel |
hijwortel:
heewortel (L353p Eksel),
nagelrand:
De informant kent geen woord voor nijdnagel.
nagelrand (L353p Eksel)
|
ik heb twee nijdnagels (bijwas langs de vingernagel; Fr. envie) [ZND 05 (1924)] || stroopnagel (ingescheurd vlees aan de nagelrand) [N 10b (1961)]
III-1-2
|
30857 |
nijptang |
trektang:
tręktaŋ (L353p Eksel)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
20752 |
niknak |
niknakje:
nik-nekskes (L353p Eksel)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|