17615 |
oorlel |
oorlel:
oerlel (L353p Eksel),
oeërlel (L353p Eksel),
ōērlel (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
oeërlel (L353p Eksel),
oorlelletje:
ōērlelleke (L353p Eksel)
|
oorlel, oorlelletje [N 10b (1961)] || Oorlel: afhangend lapje aan de oorschelp ((oor)lel, (oor)lelletje) [N 106 (2001)]
III-1-1
|
21746 |
oorlog |
oorlog:
oorlog (L353p Eksel)
|
de strijd tusseen twee of meer volken, vorsten of staten [oorlog, krijg] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21186 |
oorlogsschip |
oorlogsboot:
oorlogsboe-w-et (L353p Eksel)
|
een schip gebouwd en uitgerust om in de oorlog gebruikt te worden [manwaar] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18237 |
oorring |
oorbel:
oarbel (L353p Eksel),
oe-w-erbel (L353p Eksel),
oêrbel(len) (L353p Eksel),
oërbel (L353p Eksel),
ōērbel (L353p Eksel)
|
Oorring. Zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 114 (2002)] || zilveren of gouden ring die in elk van beide oren gedragen wordt [oorbel, bel, slinger] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
17873 |
oorveeg |
dadel, enz.):
oerveeg (L353p Eksel),
oorveeg:
oerveeg (L353p Eksel)
|
een muilpeer (geef gelijkbeteekenende woorden: oorvijg [ZND 01u (1924)] || Oorveeg: slag om de oren (raps, oorveeg, opneuker, mot, blamot, appelvlink, sabelets, pees, lap, draai, laps, klap, lek, konkel, fleer, hababbel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19409 |
oorvormig handvat |
oor:
ūər (L353p Eksel)
|
Oorvormig handvat van b.v. een kopje, pan, kan etc. (oor, handsvat, handvat) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24361 |
oorworm |
oorworm:
fon. var. van "oorworm"niet overgenomen
oorworm (L353p Eksel)
|
oorworm [ZND 34 (1940)]
III-4-2
|
20056 |
oostindische kers |
capucijner:
Spelling: \"fonetiek-dialect\"= Frings
kapysi.nɛrs (kapucieners) (L353p Eksel),
kapucijners:
Spelling: "fonetiek-dialect" = Frings
kapysi.nɛrs (kapucieners) (L353p Eksel)
|
[N 92 (1982)]Oostindische kers (tropaeolum majus nana). De bladeren zijn roodachtig met 5 zeer stompe hoeken, ze zijn iets grijsgroen. De kelk is geel. De kroonbladeren zijn oranje tot lichtgeel, aan hun voet met franje. De onrijpe vruchten worden in azijn ingemaakt, [N 92 (1982)]
I-7, III-2-1
|
23198 |
op bedevaart gaan |
bedevaart gaan:
beevert goan (L353p Eksel),
beevert gooên (L353p Eksel)
|
Een bedevaart doen, op bedevaart gaan [beewegen, beevaarden, bèèverte]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17935 |
op de loop gaan |
bijzen:
bizzen (L353p Eksel),
vluchten:
vluchten (L353p Eksel)
|
vluchten: Op de loop gaan (biezen, vluchten, vlieden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|