18060 |
beroerte |
beslag:
beslaag (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
beslaag inne kop (L353p Eksel),
beslaâg (L353p Eksel),
hersenbloeding:
herseblo-jing (L353p Eksel)
|
Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, aantok, slag). [N 84 (1981)] || Beroerte: verlamming veroorzaakt door uitstorting van bloed in de hersenen (beroerte, beslag, slag). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
26051 |
berrie |
berrie:
bø̜ri (L353p Eksel),
kaarbomen:
kaarbomen (L353p Eksel)
|
Elk van de twee bomen van de hoog- en stortkar waartussen het paard gespannen werd. De berries van de hoogkar verschillen essentieel van die van de stortkar: bij de eerste lopen de berries onder de hele bak door en maken ze er deel van uit (de zijwanden worden erop vastgezet), terwijl bij de tweede de berries tot halverwege de bak lopen en een aparte constructie vormen waarop de bak rust. Hierdoor kan de bak van de stortkar kippen, terwijl de berries op hun plaats blijven. Wanneer de bak van de hoogkar echter gekipt moet worden, gaat het hele voorstel van de kar omhoog. [N 17, 16 + 50b; N G, 54b + 64b; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] || Het uit twee balkjes bestaande toestel op de steenkuip waarop of waartussen het kaar rust. Zie ook afb. 82. [N O, 19h; A 42A, 38; Vds 147; Jan 154; Coe 135; Grof 156; N D, 33 add.]
I-13, II-3
|
20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
beschummeld (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
beschimmeld/beschimmelen [ZND 06 (1924)] || beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
heuvelen:
heuvelen (L353p Eksel)
|
Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
beschuutepap (L353p Eksel)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21730 |
beslag |
beslag:
beslaag (L353p Eksel)
|
het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
19285 |
beslissen |
beslissen:
beslissen (L353p Eksel)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23937 |
besloten tijd |
advent (<lat.):
advènt (L353p Eksel)
|
De periode waarin er zonder speciale toestemming niet kerkelijk getrouwd kon worden, namelijk in de Advent en in de Vasten (gesloten tijd, besloten tijd). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21673 |
besteden |
bedrag:
bedraag (L353p Eksel)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
geschenk langen:
geschenk langen (L353p Eksel),
geven:
geven
gēvən (L353p Eksel),
schenken:
drank inschenken
sxeŋkən (L353p Eksel)
|
kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)] || schenken [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|