33055 |
pikbinder |
zelfbinder:
zɛ.lǝf˱be.nǝr (L353p Eksel)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33033 |
pikkeling, zwad met een slag afgepikt |
gezwad:
gǝzwǫǝt (L353p Eksel),
slag:
slē̜x (L353p Eksel)
|
Hoeveelheid graan die men met één slag afpikt; vergelijk het lemma ''zwad, houw'' (3.1.4) in aflevering I.3. De enqu√™tes van Goossens hebben voor dit begrip niet veel opgaven opgeleverd; de vraag uit N 15, 16 levert slechts indirect materiaal op voor het begrip "pikkeling". Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf.' [A 23, 16.1a; L 48, 34.1a; Lu 1, 16.1a; Lu 2, 34.1a; monogr.; add. uit N 15, 16e; JG 1a, 1b, 1c, 2c]
I-4
|
18162 |
pil |
pil:
pil (L353p Eksel)
|
pil [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
23376 |
pilaar |
pilaar:
piler (L353p Eksel),
pleer (L353p Eksel)
|
Een pilaar, de pilaren [pielder(s), pilèèr(e)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24225 |
pimpelmees |
bijmusje:
bijmuske (L353p Eksel),
bijmusken (L353p Eksel)
|
pimpelmees || pimpelmees (11,5 blauwe kop, gele onderkant; nogal bekend, komt voor als koolmees [052] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17670 |
pink |
pink:
pink (L353p Eksel),
pīnk (L353p Eksel),
pînk (L353p Eksel),
pinkje:
pînkske (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
pinkske (L353p Eksel)
|
Pink, de vijfde, kleinste vinger (pink (pinkel, pinker), kleine vinger). [N 106 (2001)] || Pink, de vijfde, kleinste vinger (pinkel, pinker, pink, petieter, piepzakje). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
23287 |
pinksteren |
pinksteren:
pinksteren (L353p Eksel),
sinksen:
sinksen (L353p Eksel)
|
Pinksteren, de vijftigste dag na Pasen [Sinksen, Pinkste]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20060 |
pioen |
cornelisroos:
-
cornelisroes (L353p Eksel),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
cornelisroes (L353p Eksel)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
varkentje:
WLD
verkske ([vɛrəkskə) (L353p Eksel),
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
welverken (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u de keldermot, pissebed (kelderoog, varkentje, stekelvarken, steenmot, zespoter, varkensbeest) [N 83 (1981)] || pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
steen:
stieën (L353p Eksel)
|
De pit van een steenvrucht (kern, steen, pit, baak, teel, kelling). [N 82 (1981)]
I-7
|