19418 |
poken |
keuteren:
kø̄tərə (L353p Eksel)
|
Met een pook in de kachel of het vuur porren (poken, peuteren, rakelen, koteren) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22752 |
polichinelle |
kunstenmaker:
kunstenmaker (L353p Eksel)
|
Polichinelle. [ZND 05 (1924)]
III-3-2
|
21437 |
politieagent |
bode:
booi (L353p Eksel),
gendarme (fr.):
sjendèrem (L353p Eksel)
|
een agent van politie [linkert, agent] [N 90 (1982)] || Politieagent. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19482 |
pollepel |
potlepel:
poͅtlēpəl (L353p Eksel)
|
pollepel [ZND 04 (1924)]
III-2-1
|
17657 |
pols |
pols:
pols (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
pôls (L353p Eksel),
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
pôls (L353p Eksel)
|
Een pols: plaats boven het handgewricht [N 106 (2001)] || pols [N 10b (1961)]
III-1-1
|
18292 |
polsmof |
mofje:
mufke (L353p Eksel)
|
een polsmof - korte, gebreide stukken, die over de voorarm worden aangetrokken tegen de koude [ZND 34 (1940)]
III-1-3
|
33807 |
pommelee, appelschimmel |
pommelee:
popǝlē (L353p Eksel)
|
Paard met ronde, glanzende plekken in de vorm van appels in het haarkleed, van binnen wit en van buiten zwart. De afwisseling van zwarte en witte haren vormt een cirkelvormig patroon, vooral op de schouders en het kruis. [JG 1a, 1b; N 8, 63c, 63d en 63e]
I-9
|
21520 |
ponjaard |
ponjaard (<fr.):
poenjaar (L353p Eksel)
|
Ponjaard. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
21170 |
ponton |
vlot:
vlot (L353p Eksel)
|
een drijvende brug (ponton) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20458 |
pooier |
pooier:
pooier (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
iemand die leeft van de verdiensten van een prostituée, voor wie hij als beschermer optreedt [pooier] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)]
III-2-2
|