e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rok van grove stof rok van lakenstof: rok van lakestof (Eksel) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok: algemeen schors: cfr. WNT: schors (II), van schorsen: Schort. Verouderd.  schors (Eksel, ... ), sxŏrs (Eksel) rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)] III-1-3
rollen wellen: wɛlǝ (Eksel) Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-2
rond wittebrood mik: mik (Eksel) Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] III-2-3
rondeggen rond[eggen]: rǫ.nt˱[eggen] (Eksel) Manier van eggen, waarbij de akker vanuit het midden of vanaf de kanten bewerkt wordt in ronden die steeds groter resp. kleiner worden. Zie verder de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 177a] I-2
rondreizen, pendelen rondtrekken: rondtrèkken (Eksel) rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)] III-3-1
rondreizende toneelgroep spelemannen: spelemannen (Eksel) Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)] III-3-2
rondsel rondsel: rondsel (Eksel) Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25] II-3
rondslenteren, ronddolen rondrakken: rondrakke (Eksel) lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)] III-1-2
rondtrekken van de processie processiegang (zn.): persessiegaank (Eksel), trekken: trekken (Eksel), uittrekken: oettrekken (Eksel) Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)] III-3-3