18320 |
rok van grove stof |
rok van lakenstof:
rok van lakestof (L353p Eksel)
|
rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18284 |
rok: algemeen |
schors:
cfr. WNT: schors (II), van schorsen: Schort. Verouderd.
schors (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
sxŏrs (L353p Eksel)
|
rok (door vrouwen gedragen) [ZND 17 (1935)] || rok (kledingstuk voor vrouwen) [ZND B1 (1940sq)] || vrouwenrok, kledingstuk dat van het middel af naar beneden hangt [rok, schort, schot, malbeusj] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
32834 |
rollen |
wellen:
wɛlǝ (L353p Eksel)
|
Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.]
I-2
|
20705 |
rond wittebrood |
mik:
mik (L353p Eksel)
|
Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32801 |
rondeggen |
rond[eggen]:
rǫ.nt˱[eggen] (L353p Eksel)
|
Manier van eggen, waarbij de akker vanuit het midden of vanaf de kanten bewerkt wordt in ronden die steeds groter resp. kleiner worden. Zie verder de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 177a]
I-2
|
21198 |
rondreizen, pendelen |
rondtrekken:
rondtrèkken (L353p Eksel)
|
rondreizen [pendelen, de navet doen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
22656 |
rondreizende toneelgroep |
spelemannen:
spelemannen (L353p Eksel)
|
Een rondzwervende toneelgroep die overal voorstellingen geeft [spelleke]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
26272 |
rondsel |
rondsel:
rondsel (L353p Eksel)
|
Het spijlen- of stavenrad dat aan de bovenzijde van het staakijzer is bevestigd. Bij de standerdmolen loopt dit rad in het aswiel, bij de Hollandse molen in het spoorwiel. Het rondsel is opgebouwd uit twee evenwijdige schijven die verbonden zijn door op regelmatige afstand loodrecht geplaatste staven. Zie ook afb. 58 en 59 en de toelichting bij het lemma ɛrondsel van de watermolenɛ.' [N O, 14a; A 42A, 11; Sche 42; N O, 41f; N D, 21; N D, 25]
II-3
|
17931 |
rondslenteren, ronddolen |
rondrakken:
rondrakke (L353p Eksel)
|
lopen: zonder doel rondlopen (over straat) [vendele, zwaddere, rakke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23851 |
rondtrekken van de processie |
processiegang (zn.):
persessiegaank (L353p Eksel),
trekken:
trekken (L353p Eksel),
uittrekken:
oettrekken (L353p Eksel)
|
Het rondtrekken van de processie [brónke]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|