e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schafttijd eten: no.d e.tən (Eksel), schafttijd: schafttij (Eksel) Rusten: rust houden na arbeid of vermoeienis (schoven, schoften). [N 84 (1981)] || schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: in sxān (Eksel), ⁄t is schāān (Eksel) Een schande. [ZND A1 (1940sq)] || t Is een schande. [ZND 06 (1924)] III-3-3
schande [scha.nd]. schande: schaan (Eksel) Schaamte [schamte, schèmt. [N 96D (1989)] III-3-3
schapenboer schaapsboer: sxǫbzbūr (Eksel) Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b] I-12
schapenvet schaapsvet: schopsvet (Eksel) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
schaterlachen schateren: schaetere (Eksel, ... ) bescheuren, iets bescheuren in de betekenis van erbij scheuren van het lachen; betekenis/uitspraak [N 38 (1971)] || schaterlachen; inventarisatie gebruik [N 38 (1971)] III-1-4
schatten schatten: schatte (Eksel) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schede gemacht: {g\\mch}  gemeg (Eksel) Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)] III-1-1
schede van de koe vazel: vǭzǝl (Eksel) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11
scheef, niet recht scheef: schie-jef (Eksel) van de rechte richting afwijkend, niet recht of niet rechthoekig [scheef, noers, noes, slim, scheel, schieps, schuins, schiks, schoeks] [N 91 (1982)] III-4-4