e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slons (slodder?) hot: cf. Schuermans s.v. "hotje, hodje, hokke"= klomp hout, blokje hout, houten blokje; cf. Schuermans s.v. "hut, hutje"= struik; een zekere hoeveelheid  hot (Eksel), sloor: sloe-w-er (Eksel), vuil wijf: voel wief (Eksel) een haveloze, slordige vrouw [slodder, sloor, slons, luns, klons, slos, lameer] [N 85 (1981)] || Een slodder, slons, sloor (vuil wijf). [ZND 06 (1924)] III-1-4
slootjespringen beekspringen: beek springen (Eksel), bɛ:k spriŋə (Eksel) slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen] [N 112 (2006)] || Slootje springen [pikkelegen, sponselen, kapoetelen]. [N 88 (1982)] III-3-2
slordig slordig: slordig (Eksel) onachtzaam of onordelijk in zijn werk of in zijn geheugen [lod, hordsig, slordig] [N 85 (1981)] III-1-4
slot slot: slōt (Eksel) Toestel dat als sluiting op deuren wordt aangebracht, waarbij door middel van een sleutel een schoot of tong wordt uitgeschoven die in een gat in de stijl van het kozijn valt. [N 54, 94b; L 6, 73a; S 33; monogr.] II-9
sluier voile (fr.): voeël (Eksel) sluier, lange witte ~ met een kroontje van wasbloempjes, hoofdtooi van Communiemeisjes [N 25 (1964)] III-1-3
sluik haar stijf haar: stijf hoar (Eksel), stijf hoor (Eksel) recht, sluik haar [N 10 (1961)] III-1-1
sluimeren doezelen: doezelen (Eksel), dommelen: dommelen (Eksel), soezelen: soezele (Eksel) sluimeren [drooze, knikkebolle] [N 10 (1961)] III-1-2
sluipen kruipen: kroepen (Eksel), op handen en voeten, niet noodzakelijk onmerkbaar  kroeppen (Eksel), op zijn sokken: op z`n zokken (Eksel), sluipen: sluipen (Eksel), stilletjes besluipen: stillekes besluipen (Eksel) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] || Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen, zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, gluipen) [N 108 (2001)] III-1-2
sluis sluis: sluis (Eksel) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
sluisdeur schoft: schoft (Eksel) het ophijsbare deel van een sluis (schoft) [N 90 (1982)] III-3-1