18196 |
sok |
sok:
zok (L353p Eksel),
korte kous
zok (L353p Eksel)
|
Kous. Wat is de juiste uitspraak van kous (beenbekleding) ? [ZND 47 (1950)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
elastieken band:
élestieke band (L353p Eksel)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18380 |
sokschoen |
sokschoen:
seukschoenen (L353p Eksel)
|
sokschoenen, hogemanschoenen, in de betekenis van soort schoen; betekenis/uitspraak [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
səldo.ət (L353p Eksel)
|
soldaat [RND]
III-3-1
|
20724 |
soldaatjes |
gebakken korstjes:
gebakke körstekes (L353p Eksel)
|
Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
séldôten (L353p Eksel),
səldo.tən (L353p Eksel)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
23488 |
soldatenkerkhof |
soldatenkerkhof:
seldotekerikhof (L353p Eksel)
|
Een soldatenkerkhof, oorlogskerkhof, militaire begraafplaats, ereveld, engels kerkhof e.d. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
31504 |
solderen |
aaneensolderen:
ānīnsǫldērǝn (L353p Eksel),
solderen:
sǫldērǝ (L353p Eksel)
|
Twee of meer metalen delen door middel van soldeersel met elkaar verbinden. Het soldeersel is een metaal of een legering waarvan het smeltpunt lager ligt dan dat van de te verbinden metalen. Het wordt tijdens het solderen met behulp van een soldeerbout, een soldeerlamp, etc. verhit en vloeibaar gemaakt. De te verbinden vlakken worden vóór het solderen met een vloeimiddel gereinigd om het hechten van het soldeersel te vergemakkelijken en om oxidatie van het te solderen materiaal tegen te gaan. Zie ook het lemma "hardsolderen". [N 64, 28a; N 100, 19; L 7, 12; monogr.; N 33, 194 add.]
II-11
|
21739 |
soorten soldaten |
zandstrooier:
Van Dale: zandhaas, 2. (spott.) ben. voor infanterist.
zandstroejer (L353p Eksel)
|
welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33222 |
sorteren met de hand |
uitrapen:
ūtrāpǝ (L353p Eksel)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|