e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speculeren speculeren: spikkeleren (Eksel) kopen, verkopen of wachten met kopen of verkopen in de verwachting winst te maken door stijging of daling van prijzen [lippen, speculeren] [N 89 (1982)] III-3-1
speeksel tuf: tuf (Eksel, ... ), təf (Eksel) speeksel [ZND 07 (1924)], [ZND B1 (1940sq)] || Speeksel: het mondvocht, afscheiding van bepaalde klieren in de mond (smurrie, tuf, spuw, speek, jodevet, speeksel). [N 84 (1981)] III-1-1
speeksel uitspuwen spuwen: spouwən (Eksel), tuffen: tuffen (Eksel, ... ), təfən (Eksel) (speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)] III-1-1
speelkaart kaart: in koart (Eksel), kowert (Eksel), /  kaarten (Eksel) Een kaart. [ZND A1 (1940sq)] || Elk van de kaarten van het kaartspel, speelkaart [flep, flik]. [N 88 (1982)] || spelkaarten [SND (2006)] III-3-2
speelman, klapspaan klepspaan: klępspǫn (Eksel) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3
speelplaats koer (<fr.): koer (Eksel) de plaats voor of bij de school waar de leerlingen voor of na de schooltijd en tijdens de pauzes verblijven [cour, speelplaats] [N 90 (1982)] III-3-1
speels speelvogel: speelvogel (Eksel) geneigd tot spelen, tot rondspringen [dartel, speels, ondeugend] [N 85 (1981)] III-1-4
speen fots: fiêts (Eksel), memmetje: memke (Eksel), tutter: tutter (Eksel, ... ) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)], [N 86 (1981)] III-2-2
speen van de koe deem: dē.m (Eksel), dēm (Eksel) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Eksel, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3