e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spreuk spreuk: spr"k (Eksel) een spreuk [ZND A2 (1940sq)] III-3-1
springstier springlooi: sprɛŋklōi̯ (Eksel), springstier: sprɛ.ŋstīr (Eksel) [JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15] I-11
sproeten sproetelen: sproetele (Eksel), sproetels (Eksel) sproet, sproeten [sproewtels] [N 10 (1961)] III-1-1
sprokkelen (hout) rapen: hooët raapen (Eksel), rapen (Eksel), bijeendoen: hooêt bieën doen (Eksel), bijeenschurgen: biënschurigen (Eksel), stokken trekken: dorre takken van de bomen trekken en verzamelen  stekker trikken (Eksel) Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, (hout) rapen, zeumeren, kneppen) [N 108 (2001)] || Sprokkelen: gevallen, dor hout zoeken (sprokkelen, stekkeren). [N 84 (1981)] III-1-2
sprookje vertelsertje: vértèlsérké (Eksel) een kindervertelsel [spruik] [N 87 (1981)] III-3-1
spruiten, uitbotten wilde scheuten (krijgen): wil scheut (Eksel) Uitlopers krijgen, loten vormen, gezegd van planten, bomen (spruiten, uitbotten). [N 82 (1981)] III-4-3
spruw aften: aften (Eksel), schuil: schôel (Eksel), spruw: sprow (Eksel), heden ten dage  spruw (Eksel) Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel). [N 84 (1981)] || Spruw: de ontsteking van het slijmvlies in de mondholte vooral bij zuigelingen; aanvankelijk wordt dit vlies hoogrood en later met witte stippen bedekt (spruw, schuil, steenhuffel, mondzeer). [N 107 (2001)] III-1-2
spuiten pritsen: pritsen (Eksel), sprieten: [sic]  sprieten (Eksel), spritsen (<du.): spritsen (Eksel), spuiten: speuten (Eksel, ... ), speûten (Eksel) Met kracht vloeistof door een nauwe opening persen (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen) [N 108 (2001)] || persen, Met kracht vloeistof door een nauwe opening ~ (spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen). [N 84 (1981)] || vloeistof met kracht door een nauwe buis naar buiten persen [spuiten, spruiten, spritsen, sprietelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
spuwbakje, kwispedoor tufbak: tufbak (Eksel) Spuwpotje of -bakje (spuwbakje, tufbak, speekbak, kwispedoor, kwispeldoer) [N 79 (1979)] III-2-1
staakijzer van de windmolen staakijzer: staakijzer (Eksel  [(id)]  ) De rechtstaande spil in de windmolen waaraan aan de bovenzijde het rondsel of de bonkelaar is bevestigd en aan de onderzijde de klauw die in de rijn van de loper past. Zie ook afb. 64.29 en 59. Achter de plaatscode is tussen haakjes vermeld van welk materiaal het staakijzer was vervaardigd. Zie ook het lemma ɛstaakijzer van de watermolenɛ.' [N O, 14i; N O, 14o; A 42A, 14; A 42A, 15; Sche 43; A 42A, 22] II-3