24579 |
stam van de boom |
stam:
stam (L353p Eksel)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24728 |
stam van de knotwilg |
soets:
soets (L353p Eksel)
|
De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)]
III-4-3
|
34056 |
stamboekstier |
stamboekstier:
stambukstīr (L353p Eksel)
|
Stier waarvan de gegevens betreffende afkomst e.d. in een stamboek staan ingeschreven: raszuivere stier. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b]
I-11
|
20677 |
stamppot |
moes:
moes (L353p Eksel)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
stantbe.əlt (L353p Eksel)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
25987 |
standerd |
standerd:
standǝrt (L353p Eksel)
|
De zware verticale houten balk waar de vierkante romp of molenkast van de standerdmolen op rust. Zie ook afb. 12. [N O, 42a; A 42A, 90; Sche 12]
II-3
|
25960 |
standerdmolen |
kasmolen:
kas[molen] (L353p Eksel)
|
Vierkante, houten windmolen die om een zware verticale spil kan draaien. Zie afb. 6 en 13. Het woordtype gesloten standerdmolen (l 330) verwijst naar een standerdmolen waarbij het onderstel met planken is afgedekt waardoor een bergruimte ontstaat. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 32a; A 42A, 52; Sche 3; A 42A, 93]
II-3
|
21166 |
station |
statie (<lat.):
stoa-sie (L353p Eksel)
|
de plaats van aankomst en vertrek van treinen [station, statie, halte] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26273 |
staven |
staven:
stāvǝ (L353p Eksel)
|
De spijlen van het rondsel of van de wieg in zowel de water- als de windmolen. Zie ook afb. 58. In de meeste watermolens uit het onderzoeksgebied was het rondsel vervangen door een, vaak metalen, kamrad. De benamingen voor de kammen van dit soort raderen zijn geplaatst in het lemma ɛkammenɛ.' [N O, 14b; N O, 50f; Vds 92; Jan 103; Coe 83]
II-3
|
21260 |
steeg, steegje |
achterpad, achterpaadje:
achterpeke (L353p Eksel),
pad, paadje:
peêke (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
ə pēkə (L353p Eksel)
|
een smalle, armoedige straat [slop, straatje, steeg, gats] [N 90 (1982)] || een wegeltje tussen twee huizen of hagen [ZND B2 (1940sq)] || Steeg (smal straatje). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|