20339 |
stiefvader |
stiefvader:
stiefvader (L353p Eksel),
stiefvádder (L353p Eksel)
|
De tweede man of vrouw van je moeder of vader (stiefouders) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
stiefkind:
stiefkînd (L353p Eksel),
stiefzoon:
stiefzoon (L353p Eksel),
stiefzooën (L353p Eksel)
|
De zoon van een tweede man of vrouw (stiefzoon) [N 115 (2003)]
III-2-2
|
19308 |
stiekem |
geniepig:
geniepig (L353p Eksel),
heimelijk:
heemelik (L353p Eksel),
ook materiaal znd 1u, 65
heemelik (L353p Eksel),
stilletjes:
stillekes (L353p Eksel)
|
boosaardige streken in het geheim bedrijvend [heimelijk, geniepig, gniep, stiekem] [N 85 (1981)] || geniepig [ZND 01 (1922)] || Heimelijk, geniepig, enz. [ZND 01u (1924)] || heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
20579 |
stiekem eten |
snatsen:
snoëtsen (L353p Eksel)
|
stiekem eten; Hoe noemt U: Steeds weer stiekem eten (knaffelen, knaspelen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34050 |
stier |
looi:
lōi̯ (L353p Eksel),
stier:
stīr (L353p Eksel),
stīǝr (L353p Eksel)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
stîêf (L353p Eksel),
stram:
stram (L353p Eksel)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19327 |
stijfkop |
ezel:
ezel (L353p Eksel),
stijfkop:
stiefkop (L353p Eksel)
|
iemand die zeer koppig is, die niet graag ongelijk toegeeft [stijfkop, werskop, stijloor, strekel] [N 85 (1981)] || niet gemakkelijk te bewegen een houding of opvatting te laten varen of ongelijk te bekennen, zeer koppig [stug, wers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19641 |
stijfsel |
stijfsel:
samen met znd 7, 48
steͅi̯fsəl (L353p Eksel)
|
de witte stof die gebruikt wordt om linnen stijf te maken (witte klontjes) [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
33979 |
stijgbeugels |
stijgbeugels:
stibø̄.gǝls (L353p Eksel)
|
Metalen, van onderen afgeplatte, aan een riem bevestigde ring waarin een ruiter de voet zet om op of af te stijgen en om op te steunen bij het rijden. [JG 1a, 1b]
I-10
|
18014 |
stikken |
stikken:
stikken (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
versmachten:
PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.
versmacht (L353p Eksel),
verstikken:
verstikken (L353p Eksel),
zijn adem niet meer krijgen:
zennen ŏssem nie (mieje) kriegge (L353p Eksel),
zonder lucht zitten:
zonder lòcht zitten (L353p Eksel)
|
Stikken, sterven door ademgebrek (stikken). [N 84 (1981)] || Stikken: sterven door ademgebrek (stikken, verstikken) [N 106 (2001)]
III-1-2
|