17761 |
tanden |
tanden (mv.):
lant taon (L353p Eksel)
|
lange tanden [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
18731 |
tanden poetsen |
tanden poetsen:
taan poetsen (L353p Eksel),
tanden wassen:
taan wassen (L353p Eksel),
tanden wassen (L353p Eksel),
Nu meer taan poetsen.
zen taan wassen (L353p Eksel)
|
Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18728 |
tandenborstel |
tandborstel:
taandborstel (L353p Eksel),
tandenborstel:
taaneborsel (L353p Eksel),
tandenborstel (L353p Eksel)
|
Een tandenborstel [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18732 |
tandenstoker |
stokje:
stekske (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
stokje voor in de tanden te peuteren:
e stökske vur inne taan te peuteren (L353p Eksel),
tandenstoker:
tanestoker (L353p Eksel)
|
een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden en kiezen of in kiezen zijn blijven zitten [tandestoker, kloker, koter] [N 86 (1981)] || Een tandenstoker. Een puntig voorwerp waarmee men voedselresten verwijdert die tussen tanden zijn blijven zitten [tandenstoker, kloker, koter] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18729 |
tandpasta |
tandpasta:
tāāndpasta (L353p Eksel),
tandzeep:
taandzieëp (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
Tandpasta [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tandpijn (L353p Eksel)
|
ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
taandvlieës (L353p Eksel),
tandvlieës (L353p Eksel)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
32620 |
tap van de houten gierton |
stop:
stǫp (L353p Eksel)
|
De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.]
I-1
|
24253 |
tapuit |
tapuit:
tapuit (L353p Eksel)
|
tapuit
III-4-1
|
32980 |
tarwe |
tarwe:
tɛrǝf (L353p Eksel)
|
Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|