19370 |
verhuizen |
vertrekken:
vərtreͅkən (L353p Eksel)
|
Van woning veranderen (verhuizen, overhuizen, overtrekken) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22507 |
verjaardag |
verjaardag:
vərjo.rda.g (L353p Eksel, ...
L353p Eksel)
|
zijn geboortedag herdenken [jarig zijn, bejaren, verjaren] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vrij-j-en (L353p Eksel),
vrijen (L353p Eksel)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20364 |
verkering |
kennis:
kĕnnis (L353p Eksel),
vrijage:
vrijaazj (L353p Eksel),
vrijoâzie (L353p Eksel)
|
verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)], [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20367 |
verkering hebben |
kennis hebben:
kennis hebben (L353p Eksel),
vrijen:
vrij-j-en (L353p Eksel),
vrijen (L353p Eksel)
|
verkering hebben [verkeren, vrijen, meteen lopen] [N 87 (1981)] || verkering; regelmatige omgang met een persoon van het andere geslacht [sjans, verkeer, aanspraak] [N 115 (2003)] || vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18001 |
verkillen |
tintelen:
m`n vuut tintelen (L353p Eksel),
tintələn (L353p Eksel)
|
killen (ongevoelig worden van de koude) [ZND B1 (1940sq)] || mijn voeten killen (kittelen van de kou) [ZND 01u (1924)]
III-1-2
|
18002 |
verkleumd |
killig:
{klich}
kellig (L353p Eksel),
verkild:
verkèld (L353p Eksel),
{v\\rklt}
verkeld (L353p Eksel)
|
Ongevoelig worden van kou, gezegd van ledematen (killen). [N 84 (1981)] || verstijfd van kou [verkild] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
ich bin verkaad (L353p Eksel),
verkaat (L353p Eksel)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Verkouden: verkouden zijn; ontsteking van neusslijmvlies, met neusverstopping en slijmafscheiding (verkoud, verkouden, verkeld, versnoft). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
kou:
ge zult ne kaa pakken (L353p Eksel)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
21685 |
verkwanselen |
vertuisen:
Bij kaartspelen, verkoopen, ruilen.
vertueschen (L353p Eksel)
|
Tuischen, vertuischen. (Gebruikt men deze woorden en in welke beteekenis: ruilen, verkoopen, schacheren, kaartspelen, enz.?) [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|