id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
21737 | vervanger | remplaant (fr.): ramplecant (Eksel) | iemand die in dienst gaat in plaats van een ander [remplaçant] [N 90 (1982)] III-3-1 |
19012 | verveeld | ambetant: ambetant (Eksel) | vervelend, peuterig werk [geneuk] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18820 | verveling | verveling: verveling (Eksel) | de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21167 | vervoerbewijs | coupon (<fr.): coupon (Eksel) | het plaatsbewijs voor de bus, trein, tram [kaartje, coupon] [N 90 (1982)] III-3-1 |
18815 | verwachting | uitkijken: oetkieken (Eksel) | het wachten op iets, meestal op iets positiefs [lous, loos, verwachting] [N 85 (1981)] III-1-4 |
20171 | verwantschap | van het volk: van’t volk (Eksel), van het volk zijn: van’t volk zijn (Eksel), van hetzelfde volk: van ⁄t zelfde volk (Eksel) | de tak van een geslacht [natie, familie] [N 115 (2003)] || het geheel van bloedverwanten van dezelfde naam [familie, volk, parentatie, vriend] [N 115 (2003)] || het verwant-zijn, de familiebetrekkingen, de verwantschap [parentatie] [N 87 (1981)] III-2-2 |
24497 | verwelken | verslakkeren: verslakkeren (Eksel) | Slap worden en geur en kleur verliezen, gezegd van bloemen (Slekkeren, verwelken, verflensen). [N 82 (1981)] III-4-3 |
24555 | verwelkt | verslenst: verslenst (Eksel) | Verwelkt, gezegd van bloemen (pens). [N 82 (1981)] III-4-3 |
20304 | verwend kindje | bedorven aap: bedörven aap (Eksel), bedorven daas: cf. Nijhoff s.v. "bedorvendans"bedorven, verwend kind of persoon bedureven dââ-es (Eksel), bedorven jong: bedörven joung (Eksel), bedorven keutel: bedureven kuttel (Eksel), bedorven stront: bedureven stront (Eksel) | bedorven kindje; het is een - - [ZND 05 (1924)] || een bedorven, door en door verwend kind [babaard, babbe, kinnebaba] [N 87 (1981)] III-2-2 |
21795 | verwensen | verwensen: verwensen (Eksel) | iemand kwaad toewensen [wensen, verdijen, verwensen] [N 85 (1981)] III-3-1 |