e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vinger, maat kleiner dan een duim halve duim: halven dom (Eksel) de maat die een lengte aangeeft, kleiner dan een duim (2 1/2 cm) [vinger] [N 91 (1982)] III-4-4
vingerhoedskruid vingerhoedjes: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  viŋərhykəs (vingerhuukes) (Eksel) Vingerhoedskruid (digitalis purpurea 30 tot 150 cm groot. De stengels en bloemstelen zijn viltig behaard, de bladeren zijn ei- tot lancetvormig, de bladrand is gekarteld. De bladeren zijn aan de onderkant grijsharig. De bloemen staan in eindstandige tro [N 92 (1982)] III-4-3
vingers (spotnamen) fikken: fikken (Eksel), B.v. bleft er mit auw fikke vanaaf.  fikke (Eksel) vingers (spotbenamingen) [pinke, finkels, fikke, pingels, kluntjesvingers, de 10 geboden] [N 10 (1961)] III-1-1
vink botvink: botvink  botviink (Eksel), suskewiet: suskewiet (Eksel), vink: vink (Eksel) vink || vink (15 overal bekend; man heeft roodachtige borst; witte strepen op vleugel en in staart; broedt in het hout; zeer veel op trek; kooivogel [N 09 (1961)] III-4-1
violier fliertje: (flierkes) Spelling: "fonetiek-dialect" = Frings  fli.rkəs (Eksel), violiertje: (flierkes) Spelling: \"fonetiek-dialect\"= Frings  fli.rkəs (Eksel) [N 92 (1982)]Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [N 92 (1982)] I-7, III-2-1
viool klompviool: kloͅmpfi.jo.l (Eksel), viool: fiool (Eksel, ... ), Ook fiool.  viool (Eksel) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp]. [N 90 (1982)] III-3-2
viooltje fletje: flettekes (Eksel), Spelling: "fonetiek-dialect" = Frings  flɛtəkə () (Eksel), violetje: violetteke (Eksel) [N 92 (1982)]Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
visaas sprok: Veldeke  sprok (Eksel) wormpje, borstelig ~ dat als aas wordt gebruikt bij het vissen [sprot-, sprokaos] [N 26 (1964)] III-4-2
vishengel visgarde: visgeer (Eksel, ... ), visgɛ:r (Eksel), visgɛ̄r (Eksel), vislijn: vislijn (Eksel) Een lange stok om te vissen. [ZND B2 (1940sq)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] || Het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede]. [N 88 (1982)] III-3-2
vissen vissen: vissen (Eksel) Vissen, hengelen. III-3-2