24272 |
vrouwelijke kwartel |
kwakkel:
kwakkel (L353p Eksel)
|
het wijfje van de kwartel (zij) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwluikant:
vrulliekaant (L353p Eksel),
vrulliekant (L353p Eksel)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluidingen:
vrölliedinge (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
vrouwluikleren:
vröllieklier (L353p Eksel),
vrölliekliér (L353p Eksel)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
vrouwluihemdje:
vrälliehimke (L353p Eksel)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20467 |
vrouwziek |
heetzak:
hieëtzak (L353p Eksel),
vrouwliezot:
frölliezot (L353p Eksel),
vrulliezot (L353p Eksel),
wijvergek:
wievergek (L353p Eksel)
|
vrouwziek [keeterig] [N 10C (zj)]
III-2-2
|
24668 |
vrucht van de taxus |
snotbel:
snotbellen (L353p Eksel)
|
De vruchten van de taxus (snotpieke, snotbellen, snotbees). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24515 |
vrucht zetten |
laden:
lojen (L353p Eksel)
|
Vruchten vormen, vrucht zetten (spenen, laden). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
21584 |
vruchtgebruik |
op het langste leven:
op ⁄t langste leven (L353p Eksel),
vruchtgebruik:
⁄t vrucht gebruuk (L353p Eksel)
|
het recht om levenslang gebruik te maken van een anders goed [tocht, bij leven] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
17658 |
vuist |
vuist:
vōēst (L353p Eksel),
vôêst (L353p Eksel)
|
vuist [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22899 |
vuurtje stoken |
vuurtje stoken:
Met vuurstenen op elkaar ketsen. Er werden geëigende vuurstenen gezocht die vuur afgaven als je er mee ketste. Je zocht dan een ronde steen en een schotelvormige steen. Bij warm weer gebruikten wij een vergrootglas. Zie "brannen".
vuurke stooken (L353p Eksel)
|
Vuurtje stoken.
III-3-2
|