| 17844 |
wekken |
wakker maken:
waGkər makə (L353p Eksel)
|
wekken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
| 21789 |
welbespraakt brutaal persoon |
advocaat:
ps. geprobeerd om te spellen, maar ken het Eksels dialect niet!
avəkōwət (L353p Eksel),
groot bakkes:
groe-w-et bakkes (L353p Eksel)
|
iemand die goed kan praten maar daarbij brutaal is [mondfiat] [N 85 (1981)] || welbespraakt; goed, vlot kunnende spreken, woordenrijk [montfiejat] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 24530 |
welig groeiend |
gezapig:
gesapig (L353p Eksel),
welig:
welig (L353p Eksel)
|
Groei, wasdom, levenskracht in planten (tier, krots). [N 82 (1981)] || In overvloed groeien, gezegd van planten (gelp). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 21528 |
welkom |
welkom:
hei is hij altied wellekom (L353p Eksel)
|
Hier is hij altijd welkom. [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
| 17597 |
wenkbrauw |
wenkbrauw:
winkbrauwen (L353p Eksel)
|
dikke wenkbrauwen (haarbogen op het voorhoofd) [ZND 34 (1940)]
III-1-1
|
| 19098 |
wensen (niet in wbd 1.4) |
wensen:
wĕnsən (L353p Eksel)
|
wensen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-4
|
| 32633 |
wentelploeg |
melotteploeg:
mǝlǫt[ploeg] (L353p Eksel),
wendelploeg:
wę.nǝl[ploeg] (L353p Eksel),
wentelploeg:
wę.ntǝl[ploeg] (L353p Eksel)
|
Een wentelploeg is een karploeg met tenminste twee ploeglichamen, die - boven elkaar aan de ploegboom bevestigd - elkaars spiegelbeeld vormen en bij het keren samen met de ploegboom 180° worden gedraaid. Aan de boom van zulk een ploeg zitten gewoonlijk ook twee kouters en twee voorscharen. Vroeger kon de wentelploeg ook een voet- of radploeg zijn. Omdat de ploegboom van een dergelijke ploeg niet in zijn geheel gedraaid kon worden, was het dubbele ploeglichaam draaibaar bevestigd aan het achterstuk van de ploegboom. Dit type wentelploeg heet achterwentelaar of staartwentelaar. Een voet- of radploeg met een ploeglichaam dat onder de ploegboom door gewenteld kan worden, wordt wel onderwentelaar genoemd. [JG 1b + 1b; JG 2a-1, 6 ; JG 2b-4, 1; N 11, 30; N 11A, 71 + 72 + 73; N J, 10 add.; N 27, 14 + 15 add.; A 27, 24 add.; monogr.]
I-1
|
| 20634 |
wentelteefje |
verloren brood:
vlore broeëd (L353p Eksel)
|
Wentelteefjes (fleweene brood, fluweele brood, verdwene brood, verwèène brood?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
| 21484 |
werk (zn.) |
werk:
i wērik (L353p Eksel),
ps. niet omgespeld, dus letterlijk overgenomen!
we(̝)rək (L353p Eksel)
|
een werk [ZND A1 (1940sq)] || het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
| 18280 |
werkdaagse hoed |
`s werkdaagse hoed:
mijn werkdaagschen hoed (L353p Eksel),
alledaagse hoed:
mijn alledaagschen hoed (L353p Eksel)
|
mijn werkdaagse hoed [ZND 08 (1925)]
III-1-3
|