19257 |
zich zeer slecht gedragen |
wallenbakken:
wallebakken (L353p Eksel)
|
zich zeer slecht gedragen, zich als een beest gedragen [beesten, opspelen, wallebak-ken, brakken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33038 |
zicht |
pik:
pek (L353p Eksel)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
17975 |
ziek |
ziek:
ziek (L353p Eksel)
|
ziek [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
17977 |
ziekelijk |
aanhande ziek:
oaenhende ziek (L353p Eksel),
alle momenten ziek:
alle memente ziek (L353p Eksel),
gaande ziek:
gonde ziek (L353p Eksel),
gónde ziek (L353p Eksel),
chronische ziekte
hij is gönde ziek (L353p Eksel),
lopende ziek:
loppende ziek (L353p Eksel),
sukkelachtig:
suggelechtig (L353p Eksel),
sukkelachtig (L353p Eksel),
ziekelijk:
ziekkelek (L353p Eksel)
|
Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospietoaêl (L353p Eksel),
hospitaal (L353p Eksel),
hospitao`l (L353p Eksel),
Kasselt
hospitoaël (L353p Eksel),
kliniek:
kliniek (L353p Eksel, ...
L353p Eksel),
Neerpelt
kliniek (L353p Eksel),
ziekenhuis:
ziekenhoes (L353p Eksel)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)] || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
24053 |
ziekenlantaarn |
lantaarn (<fr.):
lantèn (L353p Eksel)
|
De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24118 |
ziekenzorg |
ziekenzorg:
ziekenzorg (L353p Eksel)
|
Waren/zijn er andere kerkelijke verenigingen met een sociale inslag in uw woonplaats actief? Zo ja, hoe heten zij en op welk terrein zijn zij doende?. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24089 |
ziekenzuster |
ziekenzuster:
ziekezuster (L353p Eksel)
|
Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17980 |
ziekte |
ziekte:
ziekden (L353p Eksel)
|
ziekte [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
23338 |
ziel |
ziel:
ziel (L353p Eksel)
|
De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|