e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bonzen bonken: boenken (Eksel) hevig kloppen bijv. met de vuist op een deur [grollen, bonzen, dokkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
boog boog: bo.ch (Eksel), Om een boog te maken gingen we eerst een aangepaste eiken stok kappen in een houtkant. Deze knuppel moest recht zijn, ongeveer een duim dik en een meter lang. Op één centimeter van de uiteinden werd rondom een inkerving gemaakt om te zorgen dat het opspantouw op zijn plaats bleef. Het touw diende voor de verbinding van het ene uiteinde naar het andere nadat de knuppel gebogen werd en zodoende de veerkracht verzekerde. Het was na de oorlog en wij gebruikten een stuk van het binnenste van de electriciteitskabels die toen overvloedig meegescharreld werden langs het spoor. Dagelijks moesten we de boog een beetje bijspannen omdat de veerkracht verzwakte.  boog (Eksel) boog [RND] || Boog. III-3-2
boog add. boogschieten: Om een boog te maken gingen we eerst een aangepaste eiken stok kappen in een houtkant. Deze knuppel moest recht zijn, ongeveer een duim dik en een meter lang. Op één centimeter van de uiteinden werd rondom een inkerving gemaakt om te zorgen dat het opspantouw op zijn plaats bleef. Het touw diende voor de verbinding van het ene uiteinde naar het andere nadat de knuppel gebogen werd en zodoende de veerkracht verzekerde. Het was na de oorlog en wij gebruikten een stuk van het binnenste van de electriciteitskabels die toen overvloedig meegescharreld werden langs het spoor. Dagelijks moesten we de boog een beetje bijspannen omdat de veerkracht verzwakte.  boogschieten (Eksel) Boogschietten. [sic] III-3-2
boogschuttersgilde boogschutters (mv.): boogschutters (Eksel), vereniging: vəri.ənəgiŋ (Eksel) een vereniging, een gilde van boogschutters [doel, doelmaatschappij, handboogmaatschappij] [N 112 (2006)] III-3-2
boom (alg.) boom: buəm (Eksel) boom [RND] III-4-3
boomklever boomklever: boeëmklever (Eksel) boomklever (14 slechts op enkele plaatsen in Brabant; blauwgrijs boven, rossig onder; stevig, vrij lang snaveltje; klimt stammen op en neer; metselt aan nestgat; roep [watsj] [N 09 (1961)] III-4-1
boomkruin kruin: kruin (Eksel) De bladdragende takmassa (kroon, kapruin, kruin). [N 82 (1981)] III-4-3
boomkruiper boomkruiper: boeëmkraper (Eksel) boomkruiper III-4-1
boomleeuwerik boomliewerk: boeëmliewerk (Eksel) boomleeuwerik III-4-1
boompieper boompieper: boeëmpieper (Eksel) boompieper III-4-1