24740 |
zwarte populier |
populier:
populier (L353p Eksel)
|
De zwarte populier; heeft op oudere leeftijd een heel donkere schors met diepe groeven, de ruitvormige bladeren zijn donkergroen (peppel, blauwe populier). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24289 |
zwarte specht |
zwarte specht:
zwarte specht (L353p Eksel)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|
22397 |
zwartepieten (kaartspel) |
zwartepieten:
zwartepieten (L353p Eksel)
|
Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
28598 |
zwavelkaart |
solferkaart:
sǫ.lǝfǝrkǭt (L353p Eksel),
sǫ.lǝfǝrkǭǝrt (L353p Eksel)
|
Een brandende zwavellap of kaart gesopt in zwavel die in een kuil onder de korf wordt geplaatst. Door de opstijgende zwaveldampen wordt het bijenvolk gedood. [N 63, 78b; JG 1a+1b; monogr.]
II-6
|
19541 |
zwavelstok |
solferstekje:
sol⁄verstekske (L353p Eksel),
stekje:
stekske (L353p Eksel)
|
zwavelstokken, de vroegere lucifers (zwevelstok, -stek, sollefert, solverstekske) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
24930 |
zwavelx |
solfer:
solfer‧ (L353p Eksel)
|
zwavel [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
33995 |
zweep |
smak:
smak (L353p Eksel),
zweep:
zwiǝp (L353p Eksel)
|
Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.]
I-10
|
18105 |
zweer |
abces:
groot
abses (L353p Eksel),
zweer:
zweer (L353p Eksel, ...
L353p Eksel,
L353p Eksel),
zwerage:
zwirroaêẓie (L353p Eksel),
zwering:
zweering (L353p Eksel)
|
Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18056 |
zweet |
zweet:
zwieët (L353p Eksel),
zwīēt (L353p Eksel)
|
zweet [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24452 |
zwemblaas |
galblaas:
WLD
galbloos (L353p Eksel),
zwemblaas:
zwömblooës (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u een vliezig zakje in het lichaam van een vis bestemd om lucht te bevatten (ziel, zwam, luchtblaas) [N 83 (1981)] || zwemblaas. Hoe noemt men de blaas van een vis, het met lucht gevuld orgaan dat de vis in staat stelt in het water te zweven. [N102 (1998)]
III-4-2
|