24036 |
de toog aankrijgen |
de kleren aanhebben:
de klieër aonhemmen (L353p Eksel)
|
De toog/het habijt aankrijgen, gekleed worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19640 |
de was blauwen |
blauwsel indoen:
bløͅtsəl endūn (L353p Eksel)
|
blauwen [ZND 08 (1925)]
III-2-1
|
19716 |
de was doen |
(het) lijnwaad wassen:
hɛt livət wasən (L353p Eksel)
|
het linnen wassen [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
19440 |
de was mangelen |
mangelen:
mangelen (L353p Eksel),
rollen:
rølən (L353p Eksel)
|
De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] || mangelen [ZND A1 (1940sq)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
spylə (L353p Eksel)
|
Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19643 |
de was stijfselen |
stijven:
steͅi̯vən (L353p Eksel)
|
een hemd stijven [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
19438 |
de was wringen |
wringen:
vringə (L353p Eksel)
|
Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
34344 |
de zeug naar de beer brengen |
drijven:
dri.vǝ (L353p Eksel)
|
De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
19001 |
deerniswekkend |
komedie:
komedie (L353p Eksel)
|
een sterk gevoel van medelijden over het leed van anderen opwekkend [onnozel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32311 |
definitieve band |
reep:
rēp (L353p Eksel)
|
De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.]
II-12
|