24476 |
dennenappel |
dennenknop:
denneknup (L353p Eksel),
verzamelfiches; ook ZND01, u 31
denneknup (L353p Eksel)
|
De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] || dennenappel [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
24566 |
dennentakje met een harsknopje |
permentijnkopje:
permetienkupke (L353p Eksel)
|
Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24738 |
dennentakje met een pluim |
kaarsjespoes:
kerskes-poes (L353p Eksel)
|
Een takje met een pluim, aan een den (plos). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24537 |
dennenwortel |
poest:
poest (L353p Eksel)
|
De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
28511 |
derdeling |
derling:
dɛrleŋ (L353p Eksel)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
20597 |
desemen |
onderheuvelen:
onderheuvelen (L353p Eksel)
|
desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23319 |
deugd |
deugd:
deugd (L353p Eksel)
|
Deugd. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23954 |
deugdzaam |
braaf:
braaf (L353p Eksel)
|
Deugdzaam. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19167 |
deugniet |
lapje:
lepke (L353p Eksel),
ondeugd:
ondeugd (L353p Eksel),
varken:
ps. Algemene note: Het omspellen van het Eksels dialect is misschien niet helemaal correct (geen spellingslijst daarvoor ik heb het bij benadering omgespeld!
veͅrəkən (L353p Eksel)
|
een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19684 |
deur |
deur:
dø̄r (L353p Eksel)
|
[rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.]
II-9
|