e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deurknop, deurklink klink: kleŋk (Eksel) Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1
deurkruk, deurklink klink: kleŋk (Eksel) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurwaarder deurwaarder: deurwèrder (Eksel) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1
diarree achteruit: annen achteroēt (Eksel), afgang: aafgaank (Eksel), aafgank (Eksel), aâfgânk (Eksel), oafgânk (Eksel), dunne, de -: annen dunne (Eksel), aonen dunne zien (Eksel), platte, de -: platte (Eksel), Diarree hebben.  ich bin an ne platte (Eksel), schijt: oaen ’t schiêt (Eksel), oan t schiet zien (Eksel), schiet (Eksel), ’t schiet (Eksel) Diarree, buikloop (dunne, pruts). [N 84 (1981)] || Diarree, buikloop (prutsj, loperij, aan de schiet, dunne, weke). [N 107 (2001)] || ontlasting hebben [afgon, leutere, driete, zijn gevoeg doen] [N 10c (1995)] || wind laten [N 10c (1995)] III-1-2
dienstplicht doen term doen: ter-em doen (Eksel) zijn militaire dienst vervullen [opmoeten, binnenmoeten] [N 90 (1982)] III-3-1
diep diep: dip (Eksel) In dit lemma worden de plaatselijke varianten gegeven van het woord diep, voorzover dat - evenals de termen voor het tegengestelde begrip (zie het lemma ondiep) - gebruikt wordt of kan worden in verbinding met een werkwoord voor "ploegen". Voor het begrip "diep ploegen (vóór het zaaien)" kent men in bepaalde streken een speciale term waarin het woord diep niet voorkomt. Daarvoor zie men het volgende lemma [JG 1a + 1b; N 11, 39 + 42b + 46; N 11A, 107a + 108a; L 23, 8a; A 20, 1b; A 27, 24b; monogr.] I-1
dij bil: bilən (Eksel) dijen (deel v.h. been boven de knie) [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
dijk dijk: diek (Eksel) een weg tussen twee sloten (dijk) [N 90 (1982)] III-3-1
dik sap van steenvruchten gom: gom (Eksel) stijf geworden sap uit steenvruchte (kriekskesspouw, vogelesnot, most, gom, snot, spek, vogelhum, koekoeksbrood, vogelteer). [N 82 (1981)] I-7
dik worden dikken: dikken (Eksel) dik worden; Hoe noemt U: Dik worden, gezegd van b.v. pap (dijen) [N 80 (1980)] III-2-3