e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Eksel

Overzicht

Gevonden: 4790
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dokteren bemeesteren: bemisteren (Eksel), dokteren: doktoeren (Eksel, ... ), meesteren: Behandelen. Mismisteren: slecht behandelen.  misteren (Eksel), pratikeren: geneeskunde beoefenen: praktiseren  prattiekeeren (Eksel) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
dokterskar bakkerskar: bakǝrskɛ̄r (Eksel), doktoorskarretje: doktuǝrskɛrkǝn (Eksel), doktoorskoetsje: doktuǝrskutskǝn (Eksel) Tweewielig rijtuigje met vier hoge wanden met raampjes en een afneembare kap, dat vaak door dokters gebruikt werd. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 101, 9; L 27, 33; monogr.] I-13
dolle kervel wilde kelver: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  wilə keləvər (wille kellever) (Eksel), wilde kervel: welǝ kęrvǝl (Eksel) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || Scheerling, dolle kervel (chaerophyllum temulum 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn aan de knopen verdikt en meestal rood gevlekt; de bladeren zijn dubbel geveerd, behaard, en de omwindseltjes hebben gewimperde blaadjes; de bloemen zijn wit; de vrucht [N 92 (1982)] I-5, III-4-3
dom lomp: lomp (Eksel) niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)] III-1-4
domine salvam fac reginam nostram voor de koning: vy(3)̄r də køͅneŋ (Eksel) Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)] III-3-3
dominicaan witheer: withieër (Eksel) Een Dominicaan [Dómmenekaan, preekheer, preekhier]. [N 96D (1989)] III-3-3
domino domino: domino (Eksel) Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)] III-3-2
domme man stommerik: stommerik (Eksel) een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] III-1-4
domme vrouw lut: lut (Eksel) een dommme vrouw [lut, kul, dulleke] [N 85 (1981)] III-1-4
dompelen soppen: soppen (Eksel) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] III-1-2