34255 |
draaiende karnton |
rolvat:
rǫlvoǝt (L353p Eksel)
|
De karnton wordt met een zwengel of een wiel zelf rondgedraaid. Deze ton, waarin de boter door draaien wordt gemaakt, draait zelf mee. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [N 12, 51, 56 en 58; L 1a-m; L 27, 30 en 69; JG 1a, 1b, 1d, 2c; Ge 22, 10, 26, 29, 34 en 37; A 7, 19; S 17; monogr.]
I-11
|
22680 |
draaiorgel |
draaiorgel:
drāxøͅrgəl (L353p Eksel)
|
Een draaiorgel dat op de rug gedragen wordt [lier]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
24311 |
dracht, drachtig zijn |
ww. is drachtig:
WLD
drachtig (L353p Eksel)
|
Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
33873 |
drachtige merrie |
vol:
vǫ.l (L353p Eksel)
|
De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a]
I-9
|
33523 |
draden of randen van peulvruchten |
ringen/randen:
rā.n (L353p Eksel)
|
[Goossens 2c (1963)]
I-7
|
17806 |
dragen |
dragen:
dragən (L353p Eksel)
|
dragen [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
20236 |
drager van de doodskist |
drager:
drager (L353p Eksel)
|
een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)]
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
hemeldrager:
heemeldrager (L353p Eksel)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
drapeaudrager:
drapeaudrager (L353p Eksel),
vaandeldrager:
vóndeldrager (L353p Eksel)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20500 |
drank |
drinkens:
drinkes (L353p Eksel)
|
drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)]
III-2-3
|